Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 394] [p. 394] Ach! 'k Wist een struikske blommen staan, zesse stonden in knopen; 'k had ze geren zien open gaan, en... ze gingen open. 'k Wist een bloeiend struikske staan, 't droeg zes blinkende blommen; 'k ging ze 's morgens bezoeken zaan, 'k ging er 's avonds weeromme. ‘Moeder, kijk, mijn blomkens kleen, moeder, zie hoe ze lonken!’ Zei de moeder: ‘Geeft mij een!’ 'k Heb heur eentje geschonken. 'k Wist eene moeder, zij had nen keer ook zes bloeiende knopen, staande te zamen, jong en teer, en nog nauwelijks open. God, in Zijne aanbidlijkheid, kwam heur eentje te vragen: en zij gaf het Hem, weende en zeid': ‘Ach!’ - 'k en hoorde geen klagen. Juni 1862 Vorige Volgende