Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 338] [p. 338] Allerzielen 'k Heb zoo menigmaal gegaan waar de wilgen treuren staan, buiten stad, naar 't doodenveld ... 'k Heb bij woeste windgeweld 't geel gebladert dwarren zien en onwetend op de knien neergezakt en nagedacht dat de dood met 't menschdom lacht lijk de wind met 't dorre blad ... Kranke menschdom, sta hier wat bij de graven. 't Wormgekriel knaagt aan 't lichaam; maar de ziel, waar is zij? En lijdt zij niet 't snoerend vagevuurverdriet, waar zij naar verlossing smacht en naar uw gebeden wacht? Allerzielen! Bededag dien ik niet vergeten mag ... Allerzielen! Vader weent, moeder kermet zoo vereend ... Vrouw of man of wie het is roepen ons om lavenis. (Eleison) 1896(?) Vorige Volgende