Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 298]
| |
Het dunkt ons menigmaal
zijn lieve kindertaal
te hooren... maar, 't is dolen
dat 't minnend herte doet;
ons kindtjen is voor goed,
ons kind is ons gestolen!
Het licht is ons geroofd,
het leven uitgedoofd,
en 't huisgezin, geschonden,
en schettert nimmermeer
vol vreugde, lijk weleer:
het zwijgt ten allen stonden!
De dood en kent geen leed,
zij zeisent, immer wreed
en zonder mededoogen;
geen troost en wete ik, geen:
Gij, Jesu, zult alleen,
Gij kunt onz' tranen droogen!
|
|