Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XLV Romanie Declercq 1 Januari 1880 o Vrienden, jeunt me een goed gebed en peist, eer ge uw betrouwen zet op al dat ijdle menschen raân, hoe dat het is met mij vergaan! Ach! jong zijn, dat en heeft, eilaas, den duur niet van een enklen blaas; gezond zijn is schier nog zoo broos als 't ijs waar 't eenen nacht op vroos! Het leven is één stap, gesteld, het wiegsken uit, in 't gravenveld! En dan! o Dan, 'k en weet het niet! Hij weet 't alleen, die alles ziet! [pagina 243] [p. 243] Hij weet 't alleen, 't zij heil of ramp, voor eeuwig, na den wereldkamp, wat dat er ons te wachten staat, wanneer de tijd van sterven slaat. o Dan, mijn God, bermhertigheid, gij hebt het aan Uw Kruis gezeid: vergeeft mij wat Gij weet en ziet, want, wat ik deed en wist ik niet! Vorige Volgende