Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXIX Octavie van Acker 27 Februarij 1876 In 't kloosterkleed gedekt en opgevat, draagt, Englen, Hemelwaard een weerden schat! En, weet gij wat gij draagt? Ons kind is het, uit vader en uit moeder voortgezet, ons eigen... Neen, 't was Gods, en God gebood dat 't, nauwlijks levend, welkeren zou ter dood! o Bittere stonden die een moeder leeft, wanneer zij 't nieuwgeboorne 't leven geeft; o bittere stonden, als 't geboren kind al sterven in de dood weêr 't leven vindt! Want graf en wieg zijn een en 't zelf; voorwaar, de pelder, 't is alsof 't een wiegkleed waar', waaronder Gods almachtigheid bewijst dat uit het graf de onsterflijkheid verrijst, en dat de dood, die elk ende een bedriegt, met eigen hand God blijde kinderen wiegt. Vorige Volgende