Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Schippers terugkomst Wanneer de schipman, afgewrocht, en moe geslingerd van de tocht, op 't wiegewagend brooze hout waaraan hij lijf en leên vertrouwt, terugkomt, met gekeerden spriet, en reeds zijn eigen torre ziet, die effen uit de baren kijkt en nauwlijks aan een tik gelijkt; dan, woei en blies het nòg zoo fel, dan, voer zijn vaartuig nòg zoo snel en dook de steven onder 't schuim, zijn herte vliegt vooruit in 't ruim, en nauwlijks stuikt de dolle zee zijn zwalpend vaartuig aan de ree, of, blijdzaam, rukt hij van zijn boord en stiert zijn rappe schreden voort naar huis, waar vrouw en kind... Maar zie, daar vliegen ze op hem, alle drie: de moeder, die, vol tranen, groet, het meiske, dat lijk moeder doet, en 't knaapje, dat eerst ‘Vader’ zegt en in zijn hand zijn handtjes vlecht, en, tegen schippers borst gewoeld, zijns Vaders herte kloppen voelt. 1856 (?) Vorige Volgende