Werken. Deel 7
(1909)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendProza: De waarheid over de Vlaamsche Beweging; Het tooneel in Vlaamsch België; Verspreide en onuitgegeven stukken
[pagina 77]
| |
Aan de Heeren Burgemeester en Schepenen der stad AntwerpenGa naar voetnoot(1)Edele Heeren,
Den 25n September zal het land aan Hendrik Conscience eene hulde brengen van bewondering en erkentenis. Die vereering is een nationale plicht, ontstaan uit nationalen trots. Conscience heeft 100 boekdeelen geschreven, waaronder meesterstukken, bij een volk dat sinds drie eeuwen niet meer schreef, niet meer las..... In vele talen overgezet, wordt hij bij alle volkeren hooggeacht en bemind, en zijn roem straalt op zijne taalgenooten, op gansch zijn vaderland af. Van den Koning, de Ministers, de Academie, tot den dorpsonderwijzer en den heiboer, stort ieder zijn gouden of zijn koperen penning, om den man te vieren die aller gemoed heeft geroerd, aller eer verhoogd, geheel een volk verbeterd. En niet in België alléén, ook in Noord-Nederland is de genegenheid voor Conscience algemeen: in het Album, hem uit Amsterdam bestemd, wordt hij door de waerdigsten uit den lande gehuldigd. Vrijdenkers naast protestanten en katholieken; dichters, | |
[pagina 78]
| |
schilders, beeldhouwers, toon- en bouwmeesters naast geleerden en staatslieden; met Beets, de Vries, Schaepman, Mesdagh, Israëls, Bosboom, Nicolaï, Verhulst, Cuypers; met de opstellers der grootste dagbladen, vereeren honderd anderen, zelfs de Prins van Oranje, hem vruchten van hunne veder, van hun penseel, van hun stift. Ik heb het gezien. Op den dag der volksbetooging zal hem door de stad Brussel, in de zalen van het Raadhuis, eene officieele eerbewijzing worden gebracht. Zal zijne geboortestad, zal Antwerpen, door zijne Overheid, niets doen voor Conscience? Wel is waar, Edele Heeren, is Conscience geen liberaal; wordt hij door de Leuvensche Hoogeschool tot doctor honoris causa benoemd; eischt de klerikale partij hem op als hàar man; zoekt zij in de betooging politiek voordeel; handelt ze valsch tegen de liberalen die de feesten mee willen inrichten. Maar wie heeft van onze politieke tegenstrevers iets anders verwacht? Wat zij willen, is dat wij ons onthouden, om daags na de onthouding ons te kunnen beschuldigen van vijandschap tegen den gevierden man en tegen Vlaanderens taal. Leidens Hoogeschool, dit glanspunt van anti-katholicism, schenkt hem ook, ja schonk hem vóór die van Leuven, denzelfden titel van doctor honoris causa. Zal dit eerst den 25n ruchtbaar worden, ik kan het U nu reeds verzekeren. En, al betreuren wij Conscience niet in onze rangen te zien, hij had evenzeer het recht zich bij de katholieken te scharen, als Quinten Metsys, Rubens en zooveel anderen, wier grootheid in de kunst door de liberalen wordt geroemd, omdat wij verdraagzaam zijn, en | |
[pagina 79]
| |
de kunst het edelste is dat door menschen wordt gewrocht. Daarbij was Conscience zelf nimmer een politiek voorvechter, maar altijd, vóór alles, een kunstenaar. En al heeft hij tegen de liberale zaak toch gezondigd, uit geest van grootmoedigheid moeten wij vergeven en vergeten, waar het een man geldt die zóó onze geschiedenis heeft verheerlijkt, zóó het vaderland leert liefhebben. Laat het mij herhalen: hij heeft geschreven en doen lezen, daar waar men sinds eeuwen niet meer schreef, niet meer las; - en dat schrijven heeft andere schrijvers verwekt; die lezers hebben ook elders het schoone gezocht; de waarheid heeft er het meest bij gewonnen, zelfs als ze klonk uit geuzenliederen..... Zijn wij over de toekomst gerust: ons volk is voor Rome verloren. Ik kom u eerbiedig verzoeken, Edele Heeren, dat de stad Antwerpen, officieel, op 25 September, hulde zou brengen aan Conscience. Welke hulde? Natuurlijk die welke Gij geraadzaam zoudt achten. Deedt gij mij echter de eer daaromtrent mijn gevoel te vragen, zoo zou mijn antwoord zijn: ‘Edele Heeren, schildert op de nieuwe stadsboekerij, op de herbouwde Sodaliteit: Conscience-Bibliotheek; plaatst zijn borstbeeld in den gevel; herdoopt de ‘Jezuieten-plein’ in Conscienceplein; en dat de Heer Burgemeester, den 25n September, te Brussel, niet aan 't Wiertz-Museum, niet op de Beurs, maar op het Stadhuis, in de feestzaal geleid door zijnen Collega der hoofdstad, | |
[pagina 80]
| |
vóór de keur der manifesteerders, met zijne sympathieke stem, aan Conscience lezing geve van het besluit der stad Antwerpen.’ Dat zou weinig kosten, veel beteekenen, en de arglistigen met onmacht slaan.... Met dien wensch, Edele Heeren, bied ik U de verzekering mijner hoogste achting.
julius de Geyter.
Antwerpen, den 5n September 1881. |
|