Werken. Deel 6

Onuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II

[p. 164]

Welkom!

Uit te spreken door Mevrouw Dilis-Beersmans, voor de bemanning van het oorlogschip Evertsen, in den Nederlandschen Schouwburg.

Weer kwam een zeekasteel de Scaldis opgevaren.....
- Met schatten koopwaar? - Neen! met Vrienden was 't bevracht.
't Heeft meer dan vrienden nog, 't heeft Broeders aangebracht.
Daarom wordt Welkom! hier, wordt Welkom! aangeheven;
Daarom U door mijn mond een zusterkus gegeven;
Daarom die kleuren saam, en daarom zóó gevlagd.

(Doet Hollandsche en Belgische vlaggen dooreenvloeien.)

Tot Broeders, ja, heeft ons Natuur geschapen:

Wij hebben ééne kunst; wij spreken ééne taal;
Wij hebben één gevoel; en, dreef men ons te wapen,
Op grond waar ijzer groeit, en ijzer wordt tot staal,
Daar stonden helden op, als onlangs in Transvaal!

Maar neen! geen krijg. - Hier welvaart, kunst en vrede.

Veel Rembrandts nog voor 't Noord, veel Rubensen voor 't Zuid;

Dat menig Maerlant nog ontspruit,

En menig Vondel mede.

Twee Vorsten hand in hand, twee Volken zij aan zij,

Zoo trotsch als vrij,

Dat is de wensch van U, en dat ook wenschen wij.

...............

...............

[p. 165]

 

Wij zien nog steeds een Vrouw met koener moed dan helden.

 

Zij rees vóór Kruger op. en zei wat niemand dorst:

 

‘Zoo Hij getroffen wordt, zult gij het duur ontgelden;

 

Ik ben zijn schild, - slaat mij uw zwaerden in de borst!’

 

 

 

...............

 

...............

 

 

 

Des zeemans harte spreekt zoo open als zijn oogen.....

 

Zijt gij eens Haar nabij, ho! weest dan onze tolk;

 

Spreekt Haar van hier, van ons, en zegt maar diep bewogen:

 

‘De Vlaming heeft U lief gelijk uw eigen volk!’

 

 

 

Daarop een ‘Welkom!’ nog, en nog een zusterkus,

 

En vlaggen weer aldus!

(Vlaggen dooreen.)

Antwerpen, 16 Juli 1902.

(Gedicht op verzoek van den Heer van Doeselaer, Schouwburg-Bestuurder.)