Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Het lied mijns harten I Er is geen hart, dat niet zijn liedje kwedelt; Er is geen liedje, dat zijn hart niet loont: O! Harte mijn! zing op voor al wie bedelt! O! Harte mijn! zing op voor al wie troont! Neen, neen, zij is geen tranendal, deze aarde, Waarboven God zijn sterrenmantel strekt. Mij is natuur, hoe ze immer baart en baarde, Een jonge vrouw die levenslusten wekt. Wij dolen om in 't donker, ja, mijn Vrinden; Maar in dien nacht schiet ieder brein zijn licht, Denkt door, denkt door: gij zult de waarheid vinden, En hem die weet, straalt vreugde van 't gezicht. Spreekt niet zooveel van haten en verfoeien: Wie mensch is, faalt: ik reik hem hand en zoen. Laat onze haat alleen voor zulken gloeien Die liegen, liegen, wetend wat zij doen! Er is geen hart, dat niet zijn liedje kwedelt; Er is geen liedje, dat zijn hart niet loont: O! Harte mijn! zing op voor al wie bedelt! O! Harte mijn! zing op voor al wie troont! Wie schiep? wie schept? wie kan de ruimte meten? Wie meet den tijd? Wie stort mij denkkracht in? Bij welken naam men zulke Macht moog' heeten, Ik buig mij neer, bewonder en bemin! [pagina 101] [p. 101] Schonk mij het lot landouwen noch kasteelen, 't Schonk mij de Kunst, de Kunst en haar Gebied: Zoo Cresus ooit zijn schatten uit moest deelen, Hij deelde niet wat sprankelt uit een lied. Mag, Moederlief, mag u mijn schouder steunen; Vrouw, schoone Vrouw, begeestert mij uw blik; Kind, doet gij 't huis van uw gejubel dreunen, Dan heeft geen Vorst een koninkrijk als ik! Er is geen hart, dat niet zijn liedje kwedelt; Er is geen liedje, dat zijn hart niet loont: o Harte mijn! zing op voor al die bedelt o Harte mijn! zing op voor al wie troont! Volk, eerlijk volk, in armoede en ellende Sleept gij den last des levens langs uw baan.... Nam zooveel ramp met al mijn bloed een ende, Ik liet het vloeien als de pelikaan. Mijn land, mijn stam... Oud-Vlaanderen, reuzenmoeder, Hoe heerscht de Gal, de vijand, op uw grond! Ach! afgescheurd van Nederland, uw broeder, Zwerft eens uw kroost op asch en puinen rond.... Vorige Volgende