Werken. Deel 5(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I Vorige Volgende [pagina 185] [p. 185] De boerenknecht met een miljoen Zoo ik een miljoen had, vrinden, Heel de wereld ware mijn: Geenen koning zoudt gij vinden, Die mijn knecht niet wilde zijn. Al de tronen kon ik koopen, Al de legers vechten doen, Heel de zee doen ledig loopen Met mijn miljoen! Op een rijpeerd kon ik draven, Met vergulde sporen aan, Dat de boeren, mijne slaven, Zouden springen uit de baan. Alle dagen lekker eten, Rustig slapen tot den noen, - Burgemeester kon ik heeten Met mijn miljoen! En de vrouwen - o, de vrouwen! - Gij zoudt opzien, gij mijn baas. Want van morgen zou ik trouwen Met de meid van pachter Klaas. Trientjen, 'k zou een huisken bouwen Daar te midden van het groen Voor u werken bij de buren Met mijn miljoen! Vorige Volgende