De Nederlandse Opstand in de pamfletten 1566-1584
(1956)–P.A.M. Geurts– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
IIHet politiek maxime: Gallia amica, non vicina, dat de politiek van Johan de Witt ten opzichte van Frankrijk karakteriseert, geeft oorspronkelijk een probleem aan van het oostromeinse rijk. | |
IIIIn een eventuele studie over de pamfletjes van vóór 1566 zal bijzondere aandacht besteed moeten worden aan de persoon van Simon Renard. | |
IVDe conclusie, die H. Bonger trekt uit de bestudering van het tolerantievraagstuk in de 16e eeuw: ‘Alle voorvechters van de verdraagzaamheid hebben geijverd voor een losse, algemene kerkopvatting in hun strijd tegen sacramenten en dogmata’, is onjuist. H. Bonger, De motivering van de godsdienstvrijheid bij Dirk Volkertszoon Coornhert, Arnhem 1954, XIII. | |
VDe door P.J. van Herwerden gebezigde betiteling: ‘Nationaal Katholieken’ - ‘ter onderscheiding van de zoog. Papisten, die het met Alva | |
[pagina 338]
| |
hielden’ - voor de Katholieken, die in 1572 op verschillende plaatsen het openlijk verzet tegen Alva begonnen, is niet gelukkig. P.J. van Herwerden, Bij den oorsprong van onze onafhankelijkheid. Een studie over het aandeel van de standen aan het verzet tegen Spanje in de jaren 1559-1572, Groningen-Batavia 1947, 93. | |
VIIn zijn commentaar op het verslag van de vredesonderhandelingen te Keulen in 1579, waar hij optrad als woordvoerder der delegatie van de Staten Generaal, toont Aggaeus Albada zeer belezen te zijn in de staatsrechtelijke literatuur van zijn tijd. | |
VIIIn de politieke prenten van de 16e en 17e eeuw komen dezelfde bijbelse en klassieke motieven voor als in de pamfletten. | |
VIIIDe scherpe tegenstelling tussen Karel V en zijn zoon Philips II, die voortdurend tot uiting komt in het historisch drama van Michiel de Swaen (1654-1707): De Zedighe Doot van Carel den Vijfden, gaat terug op een traditie, gepropageerd door de pamfletten uit de 16e eeuw. Uitgegeven door V. Celen, Werken van Michiel de Swaen, II, Antwerpen z.j., 89-174. | |
IXDe Relation de mon ambassade en Hollande 1669-1671 van Simon-Arnauld de Pomponne bewijst, dat deze franse ambassadeur bijzonder goed ingelicht was over de geschiedenis van de Republiek der Verenigde Nederlanden, haar regeringsvorm, handel, nijverheid en buitenlandse betrekkingen sinds het begin van de Opstand. Uitgegeven door H.H. Rowen, Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap, IVe serie, no. 2, Utrecht 1955. | |
[pagina 339]
| |
XTot degenen, die de nagedachtenis van Cornelis Musius levendig gehouden hebben, behoort ook Onno Zwier van Haren. | |
XIEen vergelijking tussen de prenten, waarmee Het Ambacht van Cupido en de Emblemata Amatoria van Daniel Heinsius verlucht zijn en de prenten van Antoon Wierix en Boëtius a Bolswert, die de Amor Divinus uitbeelden, brengt, naast grote verschillen, ook een zekere overeenkomst aan het licht. | |
XIIIndien niet op korte termijn kan worden voorzien in het tekort aan leraren bij het VHMO, zal overwogen moeten worden om desnoods een numerus clausus te stellen aan het aantal leerlingen. | |
[pagina 340]
| |
Stellingen behorende bij: P.A.M. Geurts O.F.M., De Nederlandse Opstand in de pamfletten 1566-1584, Nijmegen 1956. |
|