Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– AuteursrechtvrijC Nae die wijse: Recht als een hart verlangt nae een Fonteyne, ofte O mensch aenhoort, siet ende smaect Gods woordenDat 77. Liedeken.O Heer aensiet nu hier ons seer groot verlanghen
Ic bid v vader met een vierich gebet
laet ons o heer v genade onfangen
Dat ghy wilt timmeren Jerusalems muren net, Ga naar margenoot+
Op dat v mach behagen bet, hier wel op let
Die offerhande der gerechticheden
Heer weest ons genadich, ontfangt ons in vreden
2 Jerusalem leyt hier so iammerlijc als steenhopen Ga naar margenoot+
V lust en is immers o vader daer niet in
Die poorten en mueren zijn ganschelijc open
| |
[pagina 284]
| |
Helpt ons die op bouwen, O heer nae uwen sin
Laet niet toe datmen ons heel verslin, heer ons gewin
Dat is v goetheyt en ontfermen
Ga naar margenoot+ Want ghy met goeden veruult hebt den armen.
3 Och vrienden verstaet die heer laet ydel den rijcken
so wi nu dagelijcx wel mogen worden wijs
Wy sient ooc huiden wel openbaerlijc blijken
Ga naar margenoot+ Ghy geestelijcke armen soect toch allene Gods prijs
Siet vrienden die beste outheit grijs, hoort dit aduijs
Ga naar margenoot+ Dat is een leuen sonder smetten
och broeders en susters wilt v daerna setten
4 Hadden wy hier in altijt wel sorch gedraghen
Wy hadden siet, vrienden den heer so noyt verstoort
Dat hy ons soude hebben so hart geslagen
Ga naar margenoot+ Want hy is ghenadich van grooter goetheyt hoort
Ga naar margenoot+ Elc achte nu noch zijn nieuwe herboort, en gae niet voort
Ga naar margenoot+ Naet vleesch, maer na den geest eendrachtich
Och vrienden ons hulper is die heer almachtich.
5 Souden wy voor hem recht onse sonden
| |
[pagina 285]
| |
Hy sal ons helpen al wt dit swaer v'driet
Met vruechden weder ons herten leet versoeten
Twelc ons in desen bedroefden tijt gheschiet
Behouden wy Christus leeringhe siet, wat hy ghebiet Ga naar margenoot+
So sal die Vader ons beminnen, Ga naar margenoot+ Die met goet strijden sullen wel v'winnen.
6 Laet ons nu het harnas Godts aentrecken,
Op hope of huyden den vader versoent
En heeft ghereynicht door Christum al ons vlecken Ga naar margenoot+
Dat hy ons wil helpen in dit ellendich dal
Ten dient niet dat Gods tempel verual, als eenen stal,
Daer in heeft Godt ooc geen behaghen,
Och vrienden wilt op waken, godt haet die traghen. Ga naar margenoot+
7 Och vrienden wi moeten nu wel wacker
Met onse lendenen [...]gh[...] staen Ga naar margenoot+
Wilt Moyses woorden met aendachticheyt lesen,
Men mach nu vader, sonen, broeders niet Ga naar margenoot+
Noch man noch wijf, Loth most voort gaen, Christus vermaen
| |
[pagina 286]
| |
Ga naar margenoot+ Is wie yet lieuer heeft eenpaerlijck
Dan hem die is zijnder niet waerdich, claerlijck.
8 Siet dat beloofde lant wilt hier wel op mercken
Ga naar margenoot+ Is ingenomen geweldelijck dit toch spelt
Was dat niet een Figuer, antwoort my ghy clercken,
Ga naar margenoot+ Al van dat rijc der hemelen schoon gestelt
Het welcke nu moet lijden gewelt, Christus vertelt,
Ga naar margenoot+ Dat hy op aerden niet en is gecomen
om vrede te brengen, maer dat swaert weest vroomen,
9 Wilt op die eewighe vruechde nu wel achten
en ooc mijn vrienden al op die twede doot
Ga naar margenoot+ Op dat ghy v moecht voor dat onreyne wachten
Ga naar margenoot+ Want in dat nieuwe Jerusalem schoon ende groot
sal niet gemeen of onreen bloot, ingaen dit loot
moet met die schrift wel zijn gewoogen
Ga naar margenoot+ Ons swacheyt siet godt aen met ghenadige oogen.
10 Laet ons dit met die schrift wel sorchvuldich wegen
Wat swacheyt ofte ongehoorsaemheyt is
Laet ons geen ongehoorsaemheit bisonder plegen
Ga naar margenoot+ Dat is een sonde als touerije gewis
| |
[pagina 287]
| |
Ten mach niet zijn daer moet argernis, geschieden ris, Ga naar margenoot+
Maer wee door wien, hoe zijt ooc proncken
Sy waren wel beter in de zee gesoncken.
11 Weet vrienden dat dit niet is mijn gunst of wenschen
maer Christus heeft seluer also gesproken claer
Hy die toch seer bemint dat weluaren der menschen
Sprack dit seluen siende dat oordel ouer haer
Wy vinden van des viers wreetheit swaer Ga naar margenoot+
laet ons eerbaer
Niet stout zijn maer ghehoorsaem leuen Ga naar margenoot+
Die kinderen gods worden van Godts geest ghedreuen.
12 Daer en moet geen after clap worden beuonden
By dien daer willen behagen den vader godt Ga naar margenoot+
Gods kinderen moeten hier tot allen stonden
malcanderen bestraffen al na Christus gebot Ga naar margenoot+
Op dat inden hemel mach blijuen haer lot nieu vintet slot,
Matheus achtien wilt studeren
Hoemen haer sal houden die hem niet bekeeren
13 Almachtighe vader ons verlanghen aenschouwet Ga naar margenoot+
Ick wil haest eynden mijn liet verhoort
| |
[pagina 288]
| |
Ic sacht so garen hier rechtop gebouwet
V aenschijn niet langer van ons toch of en keer,
Wy sitten hier so ellendich seer, ghy helpt meer
Op ander plaetsen so wy hooren
O vader laet ons hier niet zijn verlooren
14 Mijn seer lieue vriendekens al te samen
Ic wil v beuelen den heer gebenedijt
Laet ons toch immers op geen menschen ramen,
In dese bedroefde perijckeloose tijt,
Ga naar margenoot+ Saul en Salomon ghedachtich zijt, bidt waeckt met vliet,
Wilt mijn in v ghebedt ghedencken
Wt droeuigher herten most ic v dit schencken.
|
|