Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt
(voor 1592)–Soetken Gerijts– AuteursrechtvrijNae die wijse: Vader ons in Hemelrijck.Dat 48. Liedeken.GHenade vrede wensch ick dijn
Een vroom ghemoet mijn lieue Cosijn,
So ghy tot godt comt in u iuecht
Dat ghy wt v gheloof toont duecht Ga naar margenoot+
Oock by die duechden bescheydenheyt
En werden met vrucht des geests gecleyt
2 Als ghy Christus hebt aenghedaen, Ga naar margenoot+
Dat ghy toch met hem op moecht staen
Verrijsen met so Paulus spreckt Ga naar margenoot+
So hem zijn vader heeft verweckt
Al in een glorificeert lichaem
So ghy in een nieu leuen bequaem
| |
[pagina 180]
| |
3 Sy en sullen dat rijcke gods niet sien
Ga naar margenoot+ Die niet en worden gebooren hoort dien
Al wt den water ende gheest
sprack Christus Joannes int derde leest
Ga naar margenoot+ Want vleeschelijck te zijn ghesint
Dat is die doot also men vint,
4 Om dattet niet onderdanich en is
Die wet Gods hierom wapent v fris
Ga naar margenoot+ Met Dauid dat harnas gods aendoet
Die verwint heeft veel beloften soet
Dauid was noch een Jonghelinck
Ga naar margenoot+ Doen hy al tot Goliat wt ginck.
5 En hy verwan den grooten Rues
Met sweert noch spiets miraeckelues
Ga naar margenoot+ Dit is tot onser leer gheschiet
Want wy en hebben te campen niet
Ga naar margenoot+ Met vleesch en bloet na Paulus woort
Maer teghen die vorst der duysternisse hoort.
6 Die daer al in die lucht regeert
Ga naar margenoot+ Sijn werck in die ongheloouighe stuert
Des menschen vianden so ick vin
Dat is zijn eyghen huysghesin
Dit en maeckt geen excusacy noch,
Ga naar margenoot+ Die rechtueerdige moeten veel lijden toch
7 Vreest niet die dat lichaem doden coen
| |
[pagina 181]
| |
En daer nae niet meer moghen doen,
Ick sal v toonen wie dat ghy
Sult vresen sprect Christus hoort na my Ga naar margenoot+
Die die siel mach werpen int eewige vier
Vreest die en maeckt geen onschult hier Ga naar margenoot+
8 Wie Christus discipel worden sal
Die moet hem seluen versaecken al, Ga naar margenoot+
Sijn lijf en goet, swerelts vrientschap eer
Den Sabboth houden geestelijck seer
Hem seluen niet leuen verstaet dit bloot Ga naar margenoot+
Maer hem die voor haer sterf den doot.
9 Die coft ons vander aerden pleyn
Tot Coninghen ende Priesters reyn
So dat wy zijn Gods eyghendom
Twelck Petrus stelt in eenen som Ga naar margenoot+
Wel hem die hier in ghereeckent wert,
En met Gods volck vroom volhert.
10 Die priesters deden den offer playsant
Haer lippen bewaerden die leeringe valiant Ga naar margenoot+
Men socht by haer des Heeren wet
Acht op der Christenen roepinge net Ga naar margenoot+
Die leeringe moet by ons werden bewaert
Dat Godts loff van ons mach werden verclaert
11 Die vrucht der lippen is voor godt schoon Ga naar margenoot+
Van die daer bekennen hoort mijn toon
| |
[pagina 182]
| |
Gods naem ende leuen na zijn woort
Ga naar margenoot+ Een qua boom brengt geen goede vruchten voort,
Ga naar margenoot+ Tlof is niet schoon inder sondaren mont
Bouen offer acht godt zijn verbont
12 Merct die geestelijcke offerhande plat
Den Engel met het gulden wieroocx vat
Bracht voor den Heer een soeten rueck
Dat waren verstaet wel dese sprueck
Ga naar margenoot+ Die ghebeden der heylighen vierich bidt
Looft godt die in den hemel sit
13 Dat mededelen ooc niet en vergeet
Ga naar margenoot+ Want men sulcken offer niet en weet
Dat godt in desen tijt soo behaecht
Het leuen moet zijn voor den Broeder ghewaecht,
Hoe machmen den sparen goet of gelt
Tot alle gods vruchten v toch stelt.
14 Die breeckinge des broots leert principael
Als dat die Christenen generael
Ga naar margenoot+ Te samen zijn een broot en lijf,
Het een lit moet doen dander gherijf
Als Christus hem voor al cruycen liet
Ga naar margenoot+ So danighen liefde hy ons ghebiet
15 Tis sonder die liefde al niet verstaet
Doet aen die liefde na Paulus raet
| |
[pagina 183]
| |
Die daer is den bant der volcomenheyt claer, Ga naar margenoot+
Weest barmhertich als v hemelsche vaer Ga naar margenoot+
Aen alle menschen liefde bewijst
Ist dat v viant hongert hem spijst.
16 Of yemant al onstraffelijck leeft
Ende gods armen niet en gheeft
Wie yet vermach in desen tijt
Sal hooren gaet ghy vermaledijt Ga naar margenoot+
Die weduwe die twee mijten bracht
Van haer noottruft, twas groot geacht
17 God wil een volck weest dit bekent
Dat hem tot goede wercken went Ga naar margenoot+
Sy vermoghen dan weynich ofte veel
Als sy haer neersticheyt doen gheheel
En wandelen in godts waerheyt gemeen
So is die Heer met haer te vreen.
18 Godt heeft die werelt ghestraft een reys,
Om dat gods kinderen sagen op vleys Ga naar margenoot+
En namen tot wijuen nae dat opstel
So wie haer ooghen behaechden wel
Een verchierde vrou spreect die wijse man
Mijn soon keert daer v ooghen van Ga naar margenoot+
19 Mijn liefste weest hier op verdocht
Ghy en hebt die werelt niet veel besocht
| |
[pagina 184]
| |
Maer ick hoop dat ghy in godt ghelooft
dat is die verwinninge weest niet bedroeft
Ga naar margenoot+ die die werelt verwint, toch steets anhout
Den troost der kinderen gods aenschout
20 Die rechtueerdighe sullen in haer Vaders rijck,
Ga naar margenoot+ Blincken recht als die sonne ghelijck
Sy sullen daer wesen ghelijck als godt
Wie niet en volhert die wort bespot
En sy verwachten den vierighen poel
Al met die Hoer, en haren Boel.
21 Hierom o ieucht strijt vroom en waect
Ga naar margenoot+ Salomon en Josyas zijn coningen ghemaeckt,
Ga naar margenoot+ Metter wijsheit vroech van god beschenct
Gods hant en is niet vercort ghedenckt
Te geuen een yeghelick in zijn roep
Dat sy eynden een goeden loop.
Ga naar margenoot+ 22 Samuel was ionck doen hem godt riep
Dat hy tot zijn heer den Priester liep,
Hy was een mensch als wy zijn broos
Van iaren ionck doen hem godt koos
Nae dat hy heeft bekent gods stem
Ga naar margenoot+ Viel op aerden niet een woort van hem
23 Salomon noch in zijn outheyt viel
Beueelt den ghetrouwen schepper v siel
| |
[pagina 186]
| |
Met goede wercken maect neerstich vast
Uwen roep so en wort ghy niet verrast,
En v sal worden bereyt den inganck
Tot den leuen dat eewich is en lanck. Ga naar margenoot+
24 Hier mede weest beuolen den heer
Die wil v stercken becrachtigen seer
En vruchtbaer maecken tot zijnen prijs
Onthout toch wel dit slecht aduijs
Wt liefde nae v begheerte ghedicht Ga naar margenoot+
Leeft vroom want godt die herten sicht.
|
|