Een nieu gheestelijck liedt-boecxken
(1621)–Vrou Gerrits– Auteursrechtvrij
[pagina 122]
| |
Op de wyse: Ter wijl de tijt voorhanden is, dat wy hier moeten scheyden.
ICk moet u lieve jonghe Ieught
Als noch een weynich schincken
Op dat ghy my dan te met meught
Ga naar margenoot+Hier by een reys ghedicken,
Als ick gheen meer, by u verkeer,
Maer hoop in rust al by den Heer
In eeuwicheyt te blincken.
Ga naar margenoot+Laet mijn hoop, O Heer, niet ydel zijn,
Ga naar margenoot+Ontfanght my in ghenaden,
Ga naar margenoot+Al door de groote goetheyt dijn,
Wilt my doch niet versmaden,
Ga naar margenoot+Al ben ick Heere onperfeckt,
Ga naar margenoot+Mijn sonden kleyn en groot bedeckt,
Roep ick vroegh ende spade.
| |
[pagina 123]
| |
Beminde Ieught neemt waer u tijtGa naar margenoot+
Dewijl ghy zijt in't leven,Ga naar margenoot+
Want namaels heeft men geen respijt
Dus met vreesen en beven
V pelgrimagie over brenght,
En u woorden met sout besprengt
Reckenschap moet men ghevenGa naar margenoot+
Van ons woorden en wercken al,
Na dat men heeft bedreven,
Als Godt ten oordeel komen sal,
Alsoo men vindt gheschreven,
Dan sal elck zijn loon ontfaen,
Na dat men hier dan heeft gedaen,
Dus wilt nae't goede streven.
Eeuwigh dat is soo langen tijt,
Te zijn in vreught oft treuren,
Och het verscheel dat is seer wijt,
O Ieught gaet niet heen sleuren
Luy, slaperigh, noch achteloos,
Maer neerstigh bidt en waeckt altoos,
| |
[pagina 124]
| |
Datmen't aen u gaet speuren.
Ga naar margenoot+Een Christelijcke wandel goet
En een Godtsaligh leven,
Ga naar margenoot+Daer toe oprechte ware boet
Al door den Gheest ghedreven,
Als kinderen Gods nieu gebaert,
Bedwinght, betemt u ouden aert,
Dient God met vreesen en beven.
Ga naar margenoot+Vliet doch de lusten der joncheyt,
En al des werelts vreughde,
Dat ghy van haer niet wort verleyt,
Maer hebt lust en gheneughde
Ghestadelijck in Godes Wet,
Tot bidden wordt doch niet belet,
Ga naar margenoot+O lieve jonghe jeughde.
Ga naar margenoot+Wat ghy hanteert ofte useert,
Gods prijs spreekt t'allen tyden,
Ga naar margenoot+Ydele eere van u weert,
Hoverdy wilt vermyden,
Oock jocken, boerten, en ydel kout,
V vleys bedwingt en onderhout,
Ga naar margenoot+Wilt u den Heer besnyden.
| |
[pagina 125]
| |
Gods oogen als vyervlammen zijn,Ga naar margenoot+
Hy weet ons doen en laten,Ga naar margenoot+
Voor hem geldt geen uytwendigh schijn,
Lesen, singhen, noch praten,
Alst metter daedt niet wordt volbrocht,Ga naar margenoot+
Gods eer daer in niet wordt ghesocht,Ga naar margenoot+
Soo mach het al niet baten.
O Ieught waer ghy u keert oft wendt,Ga naar margenoot+
Wilt het te recht betrachten,
En peynst gestadigh om het endt,Ga naar margenoot+
Van sonden wilt u wachten,
Dat ghy haer niet te na en komt,
Maer voor haer vreest, verschrickt en schroomt,
Houdt dit in u ghedachten.Ga naar margenoot+
Oorlof jonckheyt op desen tijt,
Waer dat ghy zijt woonachtigh,
| |
[pagina 126]
| |
Ga naar margenoot+Ghy alle die my bekent zijt,
Weest my hier by ghedachtigh,
Ick segh u al hier mee adieu,
Tot wy weder by een op nieu
Komen by Godt almachtigh.
|
|