Een nieu gheestelijck liedt-boecxken
(1621)–Vrou Gerrits– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
Nae de wyse: Antwerpen rijck.
DOchter bequaem,
Ghy die nu hebt ontfanhen
Een Christen naem,
Hebt acht op uwe ganghen:
Ga naar margenoot+Want siet den padt
Die wy hier moeten treden,
Is smal en glat
Ga naar margenoot+Na luyt van Esdras reden.
Dus sullen wy
In dese stadt gheraken,
Moeten (hoort my)
Ga naar margenoot+Neerstigh bidden en waken,
Dat Godt den Vaer
Ga naar margenoot+Ons zijn geest kracht wil senden,
Dat wy vruchtbaer
Ga naar margenoot+'Tbegonnen wesen enden.
Van ons jongh' jeught
Tot in ons oude daghen
| |
[pagina 37]
| |
Moeten in deught
Volherden, niet vertraghen,
Op dat wy nae dees tijtGa naar margenoot+
Meughen worden verheven,
O Heer ghebenedijt
Wilt ons u graecy gheven.
Oorlof ghy jonghe spruyt
Als een wijnrancxken groene,Ga naar margenoot+
V tackskens breyt wijdt uyt,
Dat men u t'gheen saysoene
Van den Wijnstock en snoeyt,
Wilt u vruchtbaerlijck toonen,
Deughdelijck groeyt en bloeyt,Ga naar margenoot+
Godt sal't u namaels loonen.
|
|