Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Kosmos Voor Marie van der Zeyde [pagina 6] [p. 6] Wandeling in Vlaanderen Het landschap had ons opgenomen, de dag heeft helder ons behoord; de open hemel, 't gras, de boomen, een levend water - en volkomen de vreugd van woord en wederwoord. De peppels langs de smalle dijken bloeiden, bestoven van het goud, de lucht scheen eind'loos diep te wijken, maar aan de voet was ons het prijken van kleine planten welvertrouwd. O licht over de voorjaarslanden, waarin de leeuw'rik valt en stijgt, en water dat de oeverranden bloeiend weerspiegelt en ons bande in aandacht die zich overneigt, hoe zacht neemt gij het hart gevangen en richt het tot zijn stillen zin - de blik zwerft uit, een stout verlangen spant reeds zijn kracht en zoekt de lange horizon af; nieuw werk gaat in. [pagina 7] [p. 7] En dit was met ons langs de wegen bij 't rustig, gelijkmatig gaan, beleden soms en soms verzwegen, maar van elkander in genegen aandacht begrepen en verstaan. Zon kleurde de verweerde hoeven, de leiboom bloeide aan de muur, de boomgaard prijkte - en het toeven bij deze pracht bood ons te proeven de volle gaven van het uur. Het landschap staat in mij geschreven, gras, water, bloemen, ieder ding, - ook wij, in aandacht weggegeven, en over al dit bezig leven het licht in hooge koepeling. Vlaanderen, voorjaar '38. Vorige Volgende