Ter bruylofte van Jacob Wybrantsz. Schaaf. En Sara Leenderts vander Styl
(1675)–B. van Gent– AuteursrechtvrijWettig vereenigt binnen Amsterdam, den 14. van Grasmaand
Toon: Ag treurt mijn bedroefde Schaape.
Roept nu des Heemels Alvermoogen,
Vry om zijn milde zeegen aan,
Met sulk een gallem, die de boogen,
Des hoogen Heemels door kan gaan.
Op dat de zeegen, uyt dien hoogen Zaal,
Gelijk een reegen, spoedig neederdaal,
En hart, en hooft bestraal,
II. Het hart en hooft der nieuwgetrouwden.
Soo sal haer kuysse minneband,
Niet als een mottig kleed verouden;
Maar houden eeuwig fleur en stand,
Door trouwe liefde, die hun hart en zin,
En ziel doorgriefde, doe de laffe min,
Schoot eerst haar boesem in.
III. Gy dan, die langs veel tuymelweegen,
Met hulp van 's Heemels wijs bestier,
Elk-anders liefde hebt verkreegen,
En onder 's werelds Egtbanier,
| |
[pagina A4v]
| |
Zijt ingeschreeven. Ik wens dat uw trouw,
Tot uw Naa-neeven, als een vast gebouw,
Zijn eerste vleur behouw.
IV. Leert nu, tot aan het end der daage,
Door de Liefde, het waardste pand,
Elk-anders foute ligt verdraage,
Soo blijft de Vreevlag vast geplant
In uwe wooning o daar in schiklijkheyt,
Is Heer en Kooning, blijft de twist en nijd,
Haar stoel en seetel kwijt.
V. Houd uwe voeten op de paaden,
Door 's Heemels Heyland vlak gevloert;
Soo blijfje van verderf en schaaden,
In eeuwigheyt onaangeroert.
Oogt op 't onendig groote Heemels goed:
Laat 't hart inwendig, al het weerelds soet,
Vertreeden met de voet.
VI. Schoon dan de ramp van alle zijden,
U dikwils voor de scheene sprinckt,
In 't midde van dees schraale tijden,
Daar 't Moordgekerm ten Heemel klinkt,
Laat vry den trotsen Koonink Loodewijk,
De vaste Rotsen, van het Christenrijck,
Doen daalen in het slijk.
VII. In Zions vast gegronde Muuren,
Soo trouw door 's Heemels oog bewaakt,
Die alle eeuwen sullen duuren,
Daar word uw wooning vast gemaakt.
Laat vry de pijlen van de helsche nijt,
Steeds op u ylen, gy blijft t'aller tijd,
Van haer geweld bevrijd.
B. van Gent. |
|