Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 272] [p. 272] Ter Herinnering. (Aan Ds. H. van der Leeuw, te Delft, na de Gedachtenisviering van zijnen vijfentwintigjarigen Evangeliedienst.) ‘Mijn broedren, laat ons saam den ééngen naam verhoogen; Mijn vrienden - maakt met mij den God mijns levens groot!’ Hoe lieflijk heeft uw hart, in 's Heeren tempelbogen, Ter hoogtij uwer ziele, ons met dien psalm genood! O, 't was ons goed met u te denken en te danken, Ons harte kreeg u lief bij 't welgesproken woord! Dat was geen vroom geruisch van jubelende klanken, Het was een rijk geloofs-akkoord, Een taal der ziel, van God gehoord! [pagina 273] [p. 273] Ons harte kreeg u lief, toen Ge over tal van jaren, Niet vreemd aan strijd en kruis en onverslijtbren rouw, Den blik van uw geloof liet waren, En met ontroerde borst ons krachtig kwaamt verklaren: ‘Ik moet, ik wil, ik kan slechts roemen in Gods trouw!’ Zijn zegen ruste op u: Zijn zegen, in den zegen, Dien ge andren brengt, het meest! want die is groot en goed. Wees lang nog menigeen op 's levens duistre wegen Een welbeproefde boô van Hem, die troost en hoedt, Zoo - als ge in 't feestlijk uur ook waart voor ons gemoed! 23 April 1855. Vorige Volgende