Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 202] [p. 202] Bekentenis. (Naar het Proza van Anonymus.) And you, sir? 'k Ben maar een mensch van vleesch en bloed Als iedereen! Dies zet ik me op geen hoogen voet En zeg geen deftigheên. Mijn naaste min ik, zooals mij.... Zooveel ik kan! Opdat ik u bemin, wees gij Beminlijk, lieve man. 'k Rust, onder al mijn pijn of leed, In hooger wil. Maar 'k dacht soms: baatte klacht of kreet, Ik hield mij wis niet stil! [pagina 203] [p. 203] Mijn hart, het is een wonderding, 't Is wit en zwart! Zoo goed, zoo slecht, zoo zonderling, Precies - een menschenhart! 'k Had willen sterven, menig keer, In bang verdriet! Doch zie! nu kies ik 't leven weer En glimlach en geniet. Ik min wat rein is, goed en waar, Toch, gul gezegd, 'k Ben voor asceet of martelaar Niet in de wieg gelegd. Natuur! uw teedre stem klinkt zacht In mijn gemoed; 'k Buig, lieve schoonheid, voor uw macht, Die 't beetre kweekt en voedt. Ik ben niet koel voor 't aardsch genot, En zeg het vrij! (Tartufle, tot excuus voor God, Voegt daar een fraze bij!) Graag spreide ik zegen in het rond, - 't Geen niets beduidt, Want ach, toch blijf ik in den grond Een egoïste guit! [pagina 204] [p. 204] 'k Wou beter wel en vromer zijn! Doch, als ge ziet, Ontdaan van allen pronk en schijn Ben 'k zóó en anders niet! Ik heb mijn kwaad, ik heb mijn goed, Als iedereen, 'k Ben maar een mensch van vleesch en bloed... Gij zijt vast geest en been! December 1860. Vorige Volgende