Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Neen. Gelukkig hij en vrij en vroed, Die neen durft zeggen, neen, Dat bondig woord, vol mannenmoed, Tot iedereen. Neen tot zijn kind, zijn vriend, zijn vorst, En tot de schare - neen! Uit hooge niet, maar vrome borst, Neen - schoon alléén. Neen, voor den naam, den roem, de macht, Den top der blinkende eer, En waar Fortuin hem lokt en lacht: Ik biede u meer! [pagina 124] [p. 124] Neen, in 't beslissend uur van 't lot, Als 't machtig geestenkoor Des wijzen kloekheid vaak bespot En brengt van 't spoor. Neen, tot den Booze, in lichtgewaad! Die 't edel hart verleidt; Den Booze - met het zacht gelaat, Dat bidt of schreit. Neen, tot zich-zelf, zijn slingrend hart, Vol gloed of teederheên, Neen - met een traan van spijt, van smart, Maar nochtans neen. Gelukkig, op de gladde paên Des levens, die 't vermag; Die man zal recht en veilig gaan, En eischt ontzag. Ons Ja volgt menig lang berouw, Te lang, te wreed, te spaê.... Voor 't onbedachte woord der trouw Is geen genaê. Ons lat, ons roekloos Ja baart pijn, Bezwaart, verstrikt, voert mee.... Ons Neen wekt haat, kost moeite en strijd, Doch baart ons vree. [pagina 125] [p. 125] Verkiest gij rust, voor schande en schaê, Bij 't wisslend levenslot, Zeg meestal neen, maar zelden ja, Tenzij - tot God! Volg Hem, die tranen en gebeên Weerstond op harden toon, En neen sprak tot zijn vriend - en neen Voor 's werelds troon! Vorige Volgende