Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Het Liedje van Verlangen. Een knaapje leunt aan moeders schoot Vol slaaps de knippende oogen, En houdt zich wakker, taai en groot, Met knikkebollend pogen. Hij 's bang in 't donker, bang alleen; Hij wil niet heen, Blijft talmen, treuz'len, hangen. Het dwaze jonkske dwingt, En zingt Een liedje van verlangen. Reeds half het offer van den dood, In dorre levensgaarde, Bukt zich een grijsaard naar den schoot [pagina 21] [p. 21] Der trouwe moederaarde. Maar zeg hem niet: 't is tijd van rust! Schoon afgeleefd in iedren lust, Hij hunkert nog te blijven: Hij zucht en hijgt, maar juicht en lacht, Hij leeft slechts om, met kunst en kracht, Den doodslaap te verdrijven. Hij 's bang in 't donker - bang alleen, Hij wil niet heen, Blijft meêdoen, beuz'len, hangen; De dwaze grijsaard dwingt, En zingt Een liedje van verlangen. 1853. Vorige Volgende