Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XCIV. Van boven naar beneden. Toen ik met dien Hooggeleerde Op zijn kamer redeneerde; In dien heilgen, veilgen kring Wijsheid van zijn lippen ving; Toen hij, zwevend boven de aarde, 't Universum mij verklaarde, Op zijn onweêrspreekbren toon, - Och, wat klonk dat waar en schoon! Even logisch als verheven! Menschenvrijheid, Godsbestuur, De orde en wijsheid der natuur, Goed en kwaad, het doel van 't leven... Hij zette alles wonderbaar Uit elkaêr en in elkaêr! - [pagina 331] [p. 331] Zoo iets had ik nooit vernomen; 'k Was ‘bevredigd’ en ik vond Niets dan orde en licht in 't rond... Maar op straat teruggekomen, Op de Markt, daar ving mijn strijd Alweêr aan gelijk altijd; 'k Raakte fluks de kluts weêr kwijt; Al mijn idealen vloden Plotsling - voor 't verward gerucht, Van de droeve kermisklucht; Voor een troep verkleede Joden, Die, de beenen in de lucht, Onder duizend apensprongen, Vast naar 't doel des levens dongen! Voor het bleek en scheel gezicht Van een zieklijk, jankend wicht, Op een orgel vastgebonden, Lijdend voor zijn moeders zonden, Reeds tot beedlen afgericht! - God! wat last van zwarigheden, Die op eens mijn ziel bestreden! En ik dacht, wie 't kwalijk neem': Wijsheid moog ten hemel streven, - 't Schijnt me, of 't raadselvolle leven Droevig lacht met elk systeem! 1860. Vorige Volgende