Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 246] [p. 246] Gezond Verstand. Gij zijt het zout der schoone dichtrenzangen, En zonder u is dichtkunst - ijdelheid; Gij zijt de zon, die licht en leven spreidt In 't jong gemoed vol onbestemd verlangen, Vol droomen, vol gevoel, vol dweperij; Gij vormt ons hart tot ware poëzij! Gij wijst den Man den rechten weg door 't leven, Want gij verzoent den jongeling met de aard, Die hij zijn werk, zijn kracht, zijn liefde onwaard Gekeurd had; en gij heiligt al zijn streven Tot menschenheil uit reine menschenmin, En prent hem 't doel des aardschen levens in! [pagina 247] [p. 247] Gij rukt van uit der menschen scheemrende oogen De balken van vooroordeel, zelfzucht, spot; Gij wijst ons van het leven 't waar genot. Uw heldre blik verfoeit de schoonste logen, Maar vergt voor iedre waarheid ons ontzag, Ook die 't vernuft ons niet ontraadslen mag. Gij leidt ons tot erkennen en gelooven Der waarheid, die het zondig hart geneest, Gij zult den mensch beschermen, goede geest! Waar 't onverstand hem alles woû ontrooven. 't Gevoelloos hart en 't dwaze hoofd alleen Spot met geloof en zijn verborgenheên! O, 't krank gevoel wek soms uw mededoogen, Toch rooft gij 't hart zijn eerste rechten niet, Of lacht en spot, waar luid zijn stem gebiedt. Gij zijt een gave, een lichtstraal uit den Hoogen, Gij brengt den vrede in 't rustloos zoekend brein, En leert het hart gevoelen diep en rein. O 't koele hoofd, bij 't warm gevoelend harte, Dwingt eerbied af en liefde! Dat spreidt licht En leven, waar zijn moedig oog zich richt. Dat peilt de wonde en deelt en heelt de smarte. En dát is mij uw beeld, gezond verstand: Een schrandre geest, wien 't hart van liefde brandt. [pagina 248] [p. 248] Wel mag de man u tot zijn schutsgeest bidden, Die Kerk of Kunst, of Wetenschap en Staat Zal dienen met zijn licht, zijn kracht, zijn raad; Opdat hij mensch en Christen zij te midden Der kranke, der geschokte maatschappij, Vol onverschilligheid, alarm en dweperij. 1851. Vorige Volgende