Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] In Gelukkige Dagen. Zachte, frissche lentestralen, Liefdegeur en levensgloed Stroomen door dees rijke dalen, Stroomen in mijn blij gemoed. Zegen heb ik mild ontvangen.... Nochtans - in mijn eenzaamheid - Heb ik bij mijn blijdste zangen Menig stillen traan geschreid. Neen, in 't groote rijk der smarte Ben ik lang geen vreemdling meer; In mijn pas ontloken harte Klinkt een stem reeds van weleer: [pagina 189] [p. 189] Waar ik van Gods gunst verhaalde, Dacht ik: Hoe 't mij wezen zou, Als uw blik mijn lot bestraalde! Moederliefde, moedertrouw. Maar niet luide zal ik klagen, Voor de menschen - zeker niet. Vriendlijk, als dees blijde dagen, Klink voor elk mijn dankbaar lied. Gij slechts - geesten van 't verleden! Voert mijn diepe, stille klacht Voor den Hoorder der gebeden, In dees stillen lentenacht! 1850. Vorige Volgende