Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Idealen. Aan W.S. theol. stud. Wat gij in uw liefste droomen Ooit uw God hebt afgebeên, 't Kerkje tusschen lindeboomen, 't Vroolijk landschap om u heen; Velden, die van welvaart ruischen, 't Rookwolkje uit de bonte kluizen, Al de liefde van dat oord: Op uw avondwandelingen Kleinen, die zich om u dringen, Grijsaards, luistrend naar uw woord. [pagina 119] [p. 119] Laat die toekomst-idealen, Van Gods zegen overstort, Steeds uw weg, uw hart bestralen, Waar het somtijds donker wordt; Zoo geen vriendlijke aangezichten Meer 't gezellig pad verlichten, Eens met bloemen overspreid, - Zoudt gij schromen, zoudt gij vreezen! Mag de weg niet eenzaam wezen, Die u naar uw dorpje leidt? 1847. Vorige Volgende