Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Levensfilosofie. Bij het ruischen van uw boomen Leeft gij matig en tevreên; Roept geen menschen om u heen, Ziet uw gasten gaan of komen Zonder leed en zonder lust - Snoevende op uw wijze rust. Gíj beschimpt die kalverzeden.... ‘Eenzaamheid is 't bangst verdriet: Boomen - zegt gij - spreken niet. Smaak uw groene eentonigheden! Onder menschen, in de stad, Is het leven, is mijn schat.’ [pagina 96] [p. 96] ‘'t Buitenleven - lanterfanten! IJdelheid - uw stadsgerucht! 'k Geef om mensch, noch boom, noch lucht: Ik leef bij mijn folianten: Dat zijn vríenden waar en wijs; In mijn cel is 't Paradijs!’ ‘“Paai! die Mädchen! boomen, menschen, Boeken? - och, een aardig kind Is mij boek en bloem en vrind, Summum van mijn aardsche wenschen! Waar het oog der liefde straalt Is mijn Hemel neêrgedaald!”’ Boomenkweekers, wereldlingen, Celbewoners, jongeliên, In uw plaats, zou mij het spleen Uit mijn jeugdig vel doen springen! Toch roem elk zijn keuze vrij Als de slimste; maar voor mij, Om door 't leven heen te komen, Wijsheid zoekend, met een lach, Heb ik noodig dag aan dag, Menschen, meisjes, boeken, boomen, Vreugden, smarten, dwaasheên, droomen, Zielestrijd en luit-akkoord, [pagina 97] [p. 97] Vriend en vijand, en zoo voort, Met nog twintig kleinigheden Om mij telkens te vertreden. 1847. Vorige Volgende