Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
Ik leef nog steeds als een staatsgevangene op mijn mooie kamer, maar ben toch sedert een paar dagen vrij wat aangesterkt en rook alweêr van tijd tot tijd een cigaar. 'k Heb het erg te kwaad gehad - en was zoo zwak geworden van pijn, koorts en elende, dat ik tot eergisteren toe, nog bijna den heelen dag zat te hangen en te dommelen en moê was van 't minste dat ik deed. t'Is niet alles ziek te zijn, vooral niet in den toestand van P.A. de G. - hoe trouw ze mij ook verzorgd hebben! - Ik kan nu weêr wat uitvoeren, wat ‘kissebissen -’ al is t' ook niet veel - en weêr en wind medehelpende - 't ziet er helaas, niet naar uit - hopen wij spoedig weêr de oude te zijn. Doch we moeten ons stil en rustig houden - en wat leven ‘naar het vleesch’Ga naar eind1. - dat niet zoo heel gemakkelijk is. Gisteren zond ik U eenige overdrukjens van een vaersGa naar eind2. in Nederland. Verkoop die zoo ge kunt, aan de vrienden à 25. cts en geef het geld als een aalmoes aan de Noodlijdenden. Goede Hemel! Wat is die Watersnood akelig - en ook wat is die Watersnood vervelend! Wat een land, wat een land daar we in leven, of liever wat een water! ô Bommlerwaard o Tielerwaart 'k Woû dat je naar de blixem waart! En dan al die rijmende Weldadigen in 't Handelsblad, etc! De Barmhartigheid roemt tegen het oordeel - maar voor al dat gerijmel verdienden die Quibussen het gericht! o Gideon! Wat is het menschdom toch een ploerten boêl - als je dat leest en ziet! - Ik ben in mijn ongesteldheid zeer gedrukt geweest door de ondervinding dat de pijn en benaauwdheid den mensch zoo materieel en onverschillig maakt. Ik kón niet slikken, ik kon niet praten, ik kon niet denken, - laat mij maar stil, alleen liggen, was al wat ik begeerde! Nu ben ik God zij geloofd, weêr spiritualist en ‘up’. en schrijf schoone gedichtjens en heb ideetjens - Aad zag in in geen 14 dagen! Want toen ik niet wel was, kon en wou ik niemand zien - en verl. week, toen ik hem zien woû heeft hij het ook, schoon niet heel erg, in de keel gekregen. Toch moet hij ook nog thuis blijven. - Van de week zal ik nu weêr beginnen een enkel bezoek te ontfangen. Gisteren middag heb ik een zeer aangenaam visitetjen -want lang lijkt mij nog niet - van Daniel gehad. Aardig! die man is altijd zoo goed en zoo spraakzaam, als ik maar met hem alleen ben. Van morgen ontfing ik van v. Vloten een overdruk uit de Dageraad ‘Walgelijke Zalving en vermeende Rondheid’Ga naar eind3. - Dat loopt de spiegaten uit. Vraag eens aan Lard of hij t'ook gelezen heeft? En nu zal ik mijn gekrabbel hier maar bij laten - en ga een kop boullon drinken. Zult ge Uw Anna een handdruk geven voor mij en Uw kinderen een kus? Ik hoop spoedig weêr goede berichten van U en de Uwe te mogen ontfangen. Groeten aan onze Vrienden. Geloof mij Ever Yours P.A. de G. |
|