Nagelaten brieven

Brief no. 225 Aan A.C. Kruseman

Datum: 17 augustus 1860^*

ubl

Gachte Vriend,

Ik vind het teekeningetjen van Rochussen alleraardigst en zijn knorrig briefjen er bij allerkomiekst^1.. - Wordt het juist op dezelfde grootte gegraveerd of iets kleiner? Wat ligt dat snuifdoosjen daar nu geestig, hè? -

Adio ik hoop dat ge weêr gantsch in orde zijt!

Uw liefh.

P.A. de G.

Vrijdag-morgen.

* Datum van de uitgever.

1. Rochussen schreef op 16 augustus 1860 aan de uitgever A.C. Kruseman over het vignetje voor De Genestets Leekedichtjens o.m.: ‘de steek aan den pijl gestoken of geregen komt mij onmogelijk geschikt voor - de geheele samenstelling krijgt iets gedwongens en gezochts, waarvan ik altijd een grooten afkeer heb’. - verder: ‘De palmtak is nu die van den oosterschen palm (Areca) verder heb ik mijn fantasy gevolgd.’
Enkele regels lager de passages: ‘Het zal waarschijnlijk wel weder niet deugen, dan zie ik geen kans meer het anders te maken -’, en: ‘Daar het nu eenmaal gewoonte is om af te keuren bij de Dichters, ten minste ik voor mij heb hiervan van sommigen het bewijs, zonder ze allen te willen noemen, is het maar beter dat indien het vignet nu weer niet bevalt het door een ander teekenaar gemaakt wordt. - Ik wasch er mijn handen af.’