Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 188 Aan A.C. KrusemanDatum: 2 oktober 1859 ubl
Amsterdam, 2 Oct. '59.
Amice, ik heb gisteren, of liever een paar dagen geleden, in de haast, vergeten U nog een paar dingen te schrijven: Vooreerst dat vaersjen van EricaGa naar eind1., eene Vraag en een Andwoord, moet maar achterwege blijven. Voorts heb ik ook bezwaar tegen één van de vertalingen van S.J.Ga naar eind2. waarin de regels voorkomen: ontsloten is de deur van 't zoet,
Maar langs de schoorsteen, enz.
Dat kan er, dunkt mij, niet dóor. Wij moeten daarom het vaersjen maar bewaren. Ik hoop spoedig het gedicht van Mej. HertzveldGa naar eind3. te ontfangen en zend U eerst-daags iets bij Past and Future. Is er dan nog eenige Poëzij noodig - Gij hebt maar te spreken. - Hierbij gaat de proef terug. Ik heb toch niet veel veranderd, maar hoe zal ik het Dichtjen betitelen? Een blijvende Indruk, of De Kracht van 't Woord of Hij kende de Schríften van zijn Jeugd (het onderschrift van de gravure, naar ik meen)Ga naar eind4.. Wees Gij zoo goed te kiezen. Mij dunkt haast, 't was maar het best, het onderschrift van de Plaat boven het vaers te zetten. Wat dunkt U: Hebben wij hier of daar ook een bladvulling noodig? Hier is er één: Maar eén.
God heeft U zwaar beproefd! ik weet
Eén troostgrond maar: dat Hij het deed.
de G.Ga naar eind5.
Doch wilt gij meer, dan moogt ge er om vragen. Er liggen nog verscheidene lilliputtertjens van vaerzen voor bladv. geschikt, die ik hier wel bij zou doen, als ik mij niet haasten moest U de proef terug te zenden. Nu kunnen wij een heel eind voort. Adieu. Met achting en vriendschap Uw,
|
|