Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
Brief no. 132 Aan G.J. de ClercqDatum: 19 oktober 1857 uba
Beste Gideon,
Dank voor Uw brief van Zaturdag. Gisteren avond ontfing ik van Dina deze tijding: ‘Suze liet mij van morgen zeggen, dat de berichten van Gerrit eenigzins gunstiger luiden’ - Ach, het is wel dobbren tusschen hope en vrees. Het gaat hier goed, bij mij aan huis namelijk. De koorts van mijn lief Jetjen heeft zich niet herhaald. Zij is met onze jonge dochter heel wel, dank zij God! - Met mijn zieke hier, Mevr. Arntzenius,Ga naar eind1. gaat het treurig. Vrijdag en Zaturdag weêr, dacht ik wel, dat ik voor 't laatst bij haar bed stond - maar zij leeft nog. Ik ben moê; ik ‘ramineer’ al de indrukken van onze gesprekken, verl. week ... en zou u vele dingen nog te zeggen hebben. Misschien koom ik Woensdag of Donderdag eens eten bij Lard, en zie u dan ook wel. 't verheugt mij in de ziel dat het met Anna beter gaat. Laat zij zich versterken en stille houden. Donderdag heb ik voor mijn doen een langen brief aan Aad geschreven - om het hart eens uit te storten. Zal ik eens naar Amsterdam gaan? Er is zeer veel, dat mij trekt. Er is ook veel, dat mij weêrhoudt. Maar mijn hart is dáar gedurig en gedurig. Nu eens door velen gedrukt, dan weder zich verheffende in hope tot God! Ik heb gisteren met groote opgewektheid en stichting gepreêkt over Filipp. I. 19-25.Ga naar eind2. Die man wist het toch maar. Mochten wij het ook zoo goed weten. Groet de Uwen en ontfang een handdruk van
Uw P.A. de G. Maandag-morgen
|