Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Brief no. 81 Aan H. TollensDatum: 17 juli 1855 kbg
Delft 17 Julij 1855
Hooggeachte Heer en Vriend,
Gij zult wel niet weten hoe Gij het hebt met mij, die zooveel hartelijkheid van U ondervinden mocht, voor wien Gij huis en hart zoo vriendelijk openstelde; die ook ... wat maanden al geleden ... van U scheidde met het plan om U dikwijls te bezoeken ... en sinds niet meer van zich liet zien of hooren. Wijt het niet aan mijn hart, noch aan mijn verlangen U weer te zien; wijt het aan de omstandigheden des levens alleen. Was het niet Oktober 1854, toen ik het laatst bij U was? Ik meen ja. Welnu sinds dien tijd, tot nu Mei toe, heb ik bijna voortdurend eerst door de bevallingGa naar eind1., straks door de langdurige en ernstige sukkeling mijner lieve vrouw, in de zorgen gezeten. Wij hadden een langen en treurigen winter. Thans is alle zorg, Goddank, weêr in vreugde verkeerd. Wij zijn vier weken buitenGa naar eind2. geweest: dat heeft goed gedaan en al de mijne zijn bloeiend en gezond. In Mei had ik gedacht U een bezoek te brengen en tevens met U te spreken over de vervulling mijner belofte om te Rijkswijk te komen prediken. Daar kreeg ik zelf voor drie weken de koorts en van mijn plannetjen kon niets komen. Kort daarop vertrokken wij naar Bloemendaal. Nu zijn we slechts voor korte dagen hier, want aanst. week ga ik, D.V. de rest mijner groote vakantie weder genieten op mijn liefste PlekGa naar eind3.. Vurig wensch ik, U, vóor ons vertrek, nog te bezoeken, maar, of het lukken zal weet ik niet, want op t'oogenblik heb ik alles behalve vakantie. Doch, ziende hoe mijn plannetjens telkens misliepen, kon ik het niet langer uithouden zonder U iets althans van mij te laten horen ... en tevens dringend verschooning te vragen voor mijn achteloosheid in het terugzenden der boekjens, die Gij mij leende. Maar ach, ik meende immers telkens ze U in persoon te komen brengen? ... Laat dat mijn excuus mogen zijn. Ik las ze met belangstelling maar - doch wij spreken er nog wel eens nader over, hope ik. Wat mijn preeken te Rijkswijk betreft, ik wil deze belofte volstrekt niet onvervuld laten. Integendeel. Ware ik in Mei niet ziek geworden ze zou reeds vervuld zijn. Nu stel ik mij - zover wij dat kunnen - gaarne ‘disponibel’ voor 9 of liever nog voor 16 September. Of dat goed is, hoor ik wel nader van U. Er ligt mij nog iets op het gemoed - maar ik peins er over of ik het wel zeggen zal. Ik zal het maar doen. Met een mijner kollegaas, Tiele, te Moordrecht, heb ik de Redaktie van den Christelijken Volksalmanak, niet voor mijn pleizier, maar uit plichtbesef op mij genomen ... Zou ‘Tollens’ mij ook willen helpen met een kleine bijdrage ... Voorts, ontfang mijn hartelijkste groeten, met heilbede voor U en de Uwen ... en geloof mij, steeds met oprechte hoogachting,
Uw zeer liefh. Dr en Vr
Adres:
|