Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Brief no. 75 Aan J. van VlotenDatum: 9 mei 1855 abd
Delft 9 mei 55
Waarde en geleerde Vriend,
Ontfang - eindelijk! - mijn dank voor de toezending en de lezing uwer beide stukskens uit de Konst- en LetterbodeGa naar eind1.. De recensie van Chonia'sGa naar eind2. Kamphuizen is al heel waar. Chonia! is dat me er ook niet een die zich zelf karakteriseert in zijn pseudoniem! Dien almanak van A.Th.Ga naar eind3. heb ik niet gelezen. Het spijt mij minder, veel minder, dan dat in ons jeugdig huishouden 's mans ingelegde snijboontjes zijn opgeraakt - zonder dat wij er U nog eens op hebben kunnen nooden! Maar in de tijd, dat wij er plan op hadden i.e. na Paschen is mijn lieve Vrouw een poosjen sukkelend geweest (ze is nu goddank weer fiksch!) en we hadden droeve dagen, in de familie, vol zorg en vol drukte. Nu! eer de volle Zomerzon de doperwtjens konfijt - hopen wij U nog wel eens te zien. Als 't mij gelukt het pfingstliedGa naar eind4. van de Nachtegaal in orde te krijgen - zal ik het U eens zenden eer het gedrukt wordt - met verzoek om Uw aanmerkingen. Zoo Gij mij pleizier wilt doen - vertaal mij dan eens, in proza altijd, in vrije en omschrijvende vertaling - dat:
Wer liebend sich am Nächsten hält Und will nur den gewinnen Umfasst darin die ganze Welt Und Gott ist mitten drinnen.
Als wel meer gebeurt, wanneer men te veel over iets denken blijft - dat koepletjen maakt mij wanhopend. Het idee is mij niet recht duidelijk. Hebt Gij Hippolytus i seine Zeit van BunsenGa naar eind5. al gelezen? Ik ben bezig en zelden heeft mij een boek meer geïntresseerd. Geloof mij in haast, maar van harte
t.t.
|
|