Nagelaten brieven
(1976)–P.A. de Génestet– Auteursrechtelijk beschermdBrief no. 15 Aan J. van VlotenDatum: 17 november 1852 abd
Weledele Zeergeleerde Heer, mijn zeer vriendelijke beoordeelaar. Gisteren, den eersten dag van mijn nieuw leven alhier, te midden van een roerigen verhuisboel - een ramp, dien ik zelfs mijn onpleizirigen CriticusGa naar eind1., den jongeheer Nurks, in de Gids niet dikwijls toewensch - ontfing ik Uw vereerende - Uw hartelijke recensieGa naar eind2.. Op een splinterige verhuiskist gezeten, te midden van allerlei pakken en zakken genoot ik het eerst Uw geestige en gunstige, Uw welwillende en weldadige kritiek. Nu, na een dag vol herrie, gebruik ik het eerste oogenblik dat ik niet geroepen word, het eerste papier dat ik vinden kan etc. - om U met een afgetobten arm - want ik heb meêgewerkt - een nogtans fikschen en dankbaren handdruk aan te bieden uit de verte in den geest, voor de belangstelling mij zoo treffend bewezen. Reeds vroeger mocht ik daar liefelijke blijken van ondervinden - ook voor dezen, ontfang Gij mijn dank. Ik schrijf in haast en herrie - maar ik kan niet slapen gaan eer mijn hart zich van den lieven plicht der dankbaarheid gekweten had. Zoo Gij ooit herwaarts koomt - ga s.v.p. mijn huis niet voorbij - ik zal zeker het uwe niet passeren - als ik een weet niet wat mij eens naar Leiden drijft - want ik verlange zeer den geleerden en ridderlijken Kriticus van aangezicht tot aangezicht te leeren kennen, wien niet slechts mijn boekskeGa naar eind3. niet te min was - maar die oók de handschoen voor mij op nam, zoo vriendelijk en in-humaan! Geloof mij met hoogachting en dank,
Weledelen Geleerde Heer Uw zdw Dr P.A. de Genestet
Veel meer had ik U te schrijven en te antwoorden - maar ik ben op! |