en Aan de Watersnoodpoëten (1861) en vooral vele Leekedichten getuigen daarvan.
Verder zijn de brieven van De Genestet van belang, omdat men hem daaruit leert kennen temidden van ambtgenoten, dichters, critici, geleerden evenals in zijn relaties tot enkele toonaangevende families van zijn tijd zoals de families Bienfait, Kruseman, Gildemeester en De Clercq. Hij onderhield betrekkingen met E.J. Potgieter, J. van Lennep, H. Tollens, N. Beets, A. Bosboom-Toussaint, J. van Vloten, Cd. Busken Huet, A. Pierson, H. de Veer, J. Tideman, A. Réville, C.P. Tiele en anderen.
Voor de Delftenaren hebben de brieven van De Genestet een eigen bekoring. Delft, de mooie, oude, sfeervolle stad, zo rijk aan herinneringen aan het verleden, heeft ook het kerkje bewaard waar onze dichter-predikant zijn beste krachten heeft gegeven en zijn mooiste jaren heeft doorleefd.
In de zeven jaren, waarvan wij nu spreken, heeft het echtpaar De Genestet-Bienfait twee verschillende huizen bewoond. Het eerste, aan de Spoorcingel, lag strikt genomen niet in Delft, maar in Hof van Delft. Dit huis is nu verdwenen, maar het gedicht Het oude Huis (1857) houdt de herinnering daaraan levend en spreekt ook van het nieuwe huis, waar de dichter met zijn gezin nog ruim twee jaar gewoond heeft en dat nog geheel intact is. Het ligt aan het Noordeinde of zoals de dichter zegt ‘aan de Oude Delft bij de Haagpoort’. Het gedicht ‘Welgelegen’ (1858) doordrenkt van echte humor, beschrijft nauwkeurig de lokale situatie, terwijl Kijkje in het Leven verband houdt met de oude stal tegenover de woning van de dichter:
‘Vlak over mijn deur koomt de lijkkoets thuis,
Dáár stalt hij, de sombere wagen’.
In de Mailbrief neemt Delft een belangrijke plaats in. De ondertitel luidt:
‘Fragment van een Delftsche vertelling’; een paar citaten volgen hier:
‘Te Delft ... Gij kent toch Delft? Dit stadje is schoon gelegen,
Vlak aan den spoorweg, tot mijn groote vreugde en zegen.
Een stadje oud van Faam!’
‘Gelijk als Pisa heeft ook Delft haar scheeven toren,
Die al voor eeuwen her, de ruste placht te storen
in 't klooster aan zijn voet ...’
Voor de neerlandici zijn de brieven van De Genestet belangwekkend, omdat ze dikwijls de achtergrond vormen waartegen zijn gedichten zich aftekenen, waardoor deze aan diepte winnen. Bovendien leert men hem in zijn brieven aan Tiele als uitgever kennen.
Concluderend kunnen we dus stellen, dat de brieven van De Genestet, vooral in verband gebracht met zijn gedichten en preken, een belangrijk cultuurhistorische bijdrage vormen tot de kennis van het leven omstreeks het midden van de 19de eeuw.