Het triumph-hofjen Iesu Christi ende Marie(1633)–Pieter van Gelre– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Het IIII. deel. 1. DE bleecke vreese comt mijn hersen Bebloeden Iesu wederom Met groote droefheydt soo bepersen Dat ick schier stae van flaute stom. 2. Salmen u gaen als Coningh hullen, Met een verouden Purper Rock, V handt in plaets van Cepter vullen Met een geknopte rieten stock. 3. Salmen u o euwige wijsheydt Bekroonen met een Doornen Kroon, Om onse sondens vuyl afgrijsheydt 'Tis al te naeren Coninghs Troon. 4. Ist moghelijck dat liefdens hitten Soo veer Godts Sone brenghen kan Dat hy op koude steen sal sitten, Als een verworpen boose Man. 5. Ay my, ick schrick, dat ick de Doornen Daer voor sijn voeten smijten sien, En dese rucken wreet met toorne, Den Salighmaker op sijn knien. 6. Daer ginder sien ick veel met stocken Met grooten yver comen aen, Iesus sit al met 't hooft te bocken Om daer de Doornen op te slaen. [pagina 43] [p. 43] 7. Ach, hoe veel root bebloede Beecken Lopen daer als Fonteynen neer, En hoe veel Doornen sien ick steecken In't voor-hooft van soo soeten Heer. 8. Nu sit den rechten Salomone In sijn bedroefden Kroonement. Ey Syons Dochters wilt doch toonen Dat ghy u Coningh sijt omtrent. 9. Ick loof niet dat ghy hem sult kennen Want hy is alte seer mismaeckt, Sy spuwen om hem meer te schennen Int aensicht waer het maer gheraeckt. 10. En groeten hem wt spots ghewijse Als Coningh van heel Israel, O Sone Godts wie sal u prijsen, Ghy hoort dit en swijght evenwel. 11. Bebloeden Lam, ter doodt-slacht moedigh, Laet oock u tongh sonder gheluyt, Op onse siele sijn sachtmoedigh Als sy van hier moet reysen wt. Vorige Volgende