Verhalen uit den ouden tyd
(1854)–Pieter Geiregat– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
belangstelling aen, op elk kinderwezen rustte zyn blik een wyle tyds: zichtbaer was hy ontroerd; het hart klopte hem geweldig in de onstuimige borst. Op elk gelaet zag hy eene gelykenis met de dochter wiens verlies hy reeds lang beweende, met zyne Idonea. - Heer ridder, - vroeg hy bevend, - zullen wy de eer niet hebben het gezelschap uwer edele echtgenoote te genieten? - Ik moet voor haer uwe edelheid om verschooning bidden, - sprak Liederik, - ik heb haer gezocht en haer te bed gevonden. Zy zag bleek als een lyk, en beefde in al hare lidmaten: zy zegde dat zy ziek was en het bed niet kon verlaten. - Zonderling, - prevelde de koning. Na eenige andere geregten werd de witte hert opgediend: de koning dacht nu op eens aen zynen droom: hy schoof zyn zetel achteruit en sprong regt; met klimmende ontroering riep hy: - God! wat wil dit zeggen? De schoone roozelaer zie ik voor my: die vyftien zonen zyn de vyftien bloeijende roozen; die dry dochtertjes zyn de dry blozende roozenknopjes! En nu voelde hy, even als in zynen droom, een zuiver genot van vreugde hem het bloed sneller in de aderen jagen: het was als de verzekering van een aenstaende geluk. - Heer ridder, - sprak hy vlug, - vergeef my, maer zeg het my toch, ik smeek u: van wie stamt uwe edele echtgenoote af? - Ik weet het niet, - antwoordde Liederik verbaesd, en als onwillig ontroerd. - Laet my niet langer in onzekerheid; o zeg het my toch.... - Ik spreek de waerheid. heer ridder, ruim vyftien | |
[pagina 61]
| |
jaren geleden verloste ik Idonea van den dood: Madon, prins van Poitiers..., - Genoeg, genoeg; o het is zy, ik moet haer zien. Ziet gy de onstuimige kloppingen van myn hart; het is een vaderhart dat alles vergeven wil in de omhelzing van zyn kind! Snel als een pyl verliet de koning de zael, en zocht naer het vertrek van Idonea: een voorgevoel dreef er hem heen. Liederik kon hem niet terughouden en volgde hem. Idonea hem ziende, sprong verschrikt op en zocht een uitgang om te vlugten; angstig gillende, liep zy rondom het vertrek; eindelyk geene uitkomst vindende, liet zy zich voor den koning op de kniën vallen, hief de handen bevend omhoog en smeekte: - Vergiffenis, o koning van Frankryk, myn vader! - De koning van Frankryk! - gilde Liederik ontsteld, en hy viel nevens zyne echtgenoote op de kniën en smeekte ook: - Vergiffenis, o koning van Frankryk! Alles was reeds lang vergeven; vyftien jaren hadden allen wrok in het vaderharte uitgewischt: hy zag de dochter weder die hy dood waende; hy vond haer moeder van een gezegend kroost, en gevoelde slechts liefde en zaligheid. Hy hief haer op van den grond, prangde haer aen het hart, en zyn boezem lucht gevende, in het stamelen van den geliefden naem der wedergevondene drukte hy haer den kus der verzoening op den mond. Die gloeijende kus joeg Idonea een nieuw leven in de aderen: zy mogt weder in de liefde eens vaders deelen: wat geluk na er meer dan vyftien jaren van verstoken geweest te zyn! Alles was vergeven, vergeten! En haer Liederik, hy ook werd door den koning omhelsd, aen hare liefde gegeven, en als haer gemael erkend. Hare lieve kinderen kuste hy insgelyks, en noemde hen de schoone bloe- | |
[pagina 62]
| |
men van zynen roozelaer! Alle monden lofden den Eeuwigen voor dien dag. die zooveel geluk medebragt. De koning van Frankryk wilde thans geheel het hof in zyne vreugd doen deelen: Liederik, Idonea en al hunne kinderen moesten hem volgen naer Parys; daer wilde hy hun huwelyk, dat slechts geheim geschied was, plegtig doen vieren, en Liederik aen den franschen adel als echtgenoot zyner dochter voorstellen. - Zoo geschiedde. Veertig dagen lang werd er feest gehouden; steekspelen en toornooijen, dansen en gastmalen volgden elkander op. De fransche adel bewonderde Liederiks edelen, kloeken lichaemsbouw, zyne behendigheid en kunst in het hanteren der wapenen. Menige lans werd door Liederik gebroken, menigen kamper uit den zadel geworpen; meest altyd behaelde hy den prys des steekspels. De koning van Frankryk, zooveel vroomheid en ridderdeugd willende beloonen, vergrootte zyn gebied: hy benoemde Liederik forestier van Vlaenderen. De dichters bezongen zyne heldendaden: het gevecht met den reus Finaert, de verlossing zyner moeder en de redding van Idonea. Toen al de feesten geëindigd waren, keerde Liederik met echtgenoot en kinderen naer Vlaenderen terug, en bouwde zich een nieuw kasteel te Harelbeke, waer hy zyn verblyf vestigde. Wyselyk bestuerde hy het land: elke misdaed werd zonder onderscheid strengelyk gestraft: zelfs de vaderliefde deed hy zwygen voor het regt: zyn eigen zoon verwees hy tot den dood, om dat hy eene arme vrouw een korf appelen ontstolen had, het eenige wat zy verkoopen kon om haer kind te spyzen, dat door die diefte van honger stierf! Lang regeerde hy; van de goeden geacht en bemind, van de boozen gevreesd, stierf hy ten jare 677, in den hoogen ouderdom van zeven-en-negentig jaren. |
|