Inleiding.
Het leven van Alexander de Grote is vele malen en op velerlei wijze beschreven. Oudheid en Middeleeuwen hebben zich met de Macedonische held bezig gehouden; steeds groter, tot in het legendarische, heeft men de jonge wereldveroveraar gezien - totdat de moderne wetenschap zich van hem meester maakte en hem tot menselijker proporties terugbracht. Maar door dit alles heen is hij toch gebleven: een imposante figuur, die sterk tot de verbeelding spreekt.
Hoe kan het ook anders?
Een jonge man, hoofd van een jonge staat, rijst op als een komeet en vormt in enkele jaren een wereldrijk. Méér dan veroveraar is hij: ontdekker van een nieuwe wereld, onstuimig strever naar het onbekende, dat achter bergen en wijde horizonten op zijn bedwinger wacht.
De vele verschillende zijden van zijn tijd en persoonlijkheid uitvoerig behandelen was binnen de omvang van een boek als dit deel van de Gulden Sporen-serie natuurlijk niet mogelijk - het was bovendien zeer bepaald niet onze opzet.
Wij hebben er slechts naar gestreefd, de grote Helleen te laten zien in zijn meest karakteristieke eigenschappen - zijn grootheid én kleinheid - en hem te plaatsen in zijn (dóór hem) sterk bewogen tijd. Een tijd van geweld, waaruit echter culturele krachten vrijkwamen, die voor het westen én het oosten van ontzaglijk groot belang zouden blijken te zijn.