[Woord vooraf]
Velen hebben me bij de totstandkoming van deze studie geholpen. Aan allen ben ik zeer veel dank verschuldigd, voor hun belangstelling, hun woorden van aanmoediging en hun sympatieke hulpvaardigheid. Dankbaar ben ik inzonderheid voor de kritische opmerkingen van de Leuvense hoogleraren K. Roelandts en E. Rombauts, die het werk als proefschrift te lezen en te beoordelen kregen, en van prof. dr. J.L. Pauwels, die het als promotor van het begin af met grote interesse en aandacht van nabij heeft gevolgd. Ook mr. dr. A.C. Crena de Iongh, dr. J. Persijn, dr. F. de Tollenaere en prof. dr. C.B. van Haeringen, die het manuskript hebben willen doorlezen en me talrijke verbeteringen, aanvullingen of veranderingen hebben voorgesteld, hebben me door hun behulpzaamheid ten zeerste aan zich verplicht.
De kennis die ik te Leiden in de colleges van prof. dr. C.F.P. Stutterheim, prof. dr. E.M. Uhlenbeck en prof. dr. F. van Coetsem heb mogen opdoen, is me bij het ondernemen en de uitwerking van dit onderzoek zeer te stade gekomen. Aan die leerrijke uren denk ik dan ook met biezonder veel genoegen en in blijvende erkentelijkheid terug.
Woorden kunnen uiteraard slechts gebrekkig weergeven wat de hulp en de steun die mijn vrouw me onophoudelijk geboden heeft, voor mijn werk hebben betekend. Toch wil ik niet nalaten ook hier uiting te geven aan mijn dankbaarheid daarvoor. Voor de talloze uren die zij heeft opgeofferd, hetzij om mee te werken, hetzij om gelegenheid tot werken te scheppen, voor haar vragen en voor haar antwoorden betuig ik haar heel veel dank.
Tenslotte dank ik het Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek voor het feit dat het deze studie heeft willen opnemen in de reeks Bouwstoffen en Studiën voor de Geschiedenis en de Lexicografie van het Nederlands.