| |
| |
| |
Briefstellers en trouwhulpen
De bruikbaarheid van voorbeelden en modellen
Door de eeuwen heen hebben mensen elkaar brieven geschreven. Ongetwijfeld is de brief de meest beoefende tekstsoort. Vroeger werden er meer brieven geschreven dan tegenwoordig maar momenteel waarschijnlijk weer meer dan zo'n tien jaar geleden. De fax heeft het aantal schriftelijke mededelingen doen toenemen. En ook via de E-mail worden in geschreven vorm mededelingen verzonden die vroeger per telefoon werden afgedaan. Vaak zelfs ontvangen aangeslotenen op dergelijke netwerken meer elektronische post dan hun lief is. In sommige sectoren kent de elektronische snelweg al files.
Legio zijn de boeken, in verleden en heden, waarin mensen verteld wordt aan welke eisen hun correspondentie moet voldoen. Deze boeken bevatten veel voorbeelden die in sommige gevallen vrijwel letterlijk kunnen worden overgenomen. Bij zakelijke correspondentie was het vroeger een bijna dwingende eis dat alle brieven op elkaar leken. Voorbeelden komen wij niet alleen tegen in ouderwetse schrijfliulpen als Geerling's briefsteller (16e druk 1926) maar ook in moderne werken als Het praktische brievenboek van de hema (1988) en De brievenhulp van Inez van Eijk (18e druk 1993). Voor velen zijn deze voorbeelden maar al te handig. Neem bijvoorbeeld een moeder die aan de onderwijzeres op school moet melden dat haar Anneloes te laat op school gekomen is. Die moeder wil natuurlijk vermijden dat haar dochter 's avonds thuiskomt met de mededeling dat ze morgen maar op school moet komen om uitleg te geven. Daarom schrijft moeder het voorbeeldbriefje uit De brievenhulp liever letterlijk over.
Anneloes is vanochtend later op school, omdat zij eerst langs de huisarts moet. Naar schatting kan ze om 9.00 uur op school zijn, maar misschien wordt het wat later.
Omslachtig is dit wel. De meeste moeders gaan eerst met hun kind naar de dokter en geven vervolgens een briefje mee waarin het te laat komen dan beter in de verleden tijd gesteld kan worden. Maar een moderne juf is wel het een en ander gewend en heeft misschien wel een fax in de klas. In ieder geval zal zij
| |
| |
de leerling onmiddellijk een hogere plaats geven in haar persoonlijke hiërarchie omdat zij zo'n beleefde en goed formulerende moeder heeft. Nee, in eenvoudige en enigszins formele situaties is er niets aan de hand. Daar komt zo'n brievenhulp uitstekend van pas. Op het intieme familiale en relationele vlak heeft niemand een brievenhulp nodig. In een brief aan een familielid, vrienden of een geliefde zijn er in principe geen grenzen aan zeer persoonlijk, voor buitenstaanders eventueel potsierlijk, taalgebruik. In zelfs de geringste formele situatie ligt dat anders. Niemand zal het in z'n hoofd halen een brief in de zakelijke sfeer te voorzien van de aanhef: ‘Mijn allerliefst herfstkonijntje’. Een geliefde daarentegen zal juist op dergelijke kwalificaties rekenen. Niets is gek en misschien zelfs: niets is gek genoeg in de schriftelijke uitingen van geliefden. Wel wordt het meteen een stuk moeilijker wanneer de schrijver hoopt dat de brief er aan zal bijdragen dat de geadresseerde zijn geliefde zal worden. In dat geval moet de schrijver de overtuigingskracht van zijn tekst vergroten door het kiezen van de juiste stijlmiddelen en dus onder meer door een zo overtuigend mogelijke bewoording. In die gevallen is het schrijven niet een informeel verslag uitbrengen van belevenissen of het beschrijven van de oneindige verrukkingen bij het denken aan de geliefde. Integendeel. Opeens ziet hij zich geconfronteerd met de noodzaak een benaderingsstrategie uit te denken, anders gezegd: zijn brief zodanig op te bouwen en te voorzien van beeldende verwoordingen dat hij er zijn kansen op succes optimaal mee verdedigt. Al meteen bij het eerste woord dus moet hij kiezen of hij ‘beste’, ‘lieve’, ‘liefste’ of eventueel al ‘mijn liefste’ zal schrijven. Misschien zelfs zal ‘mijn allerliefste’ sterker werken. Stel dat de schrijver daar bij een vorige gelegenheid veel succes
mee had maar in dit geval aarzelt omdat hij twijfelt of het nieuwe herfstkonijn door deze intimiteit zal worden afgeschrikt. Met ‘allerliefste’ geeft een schrijver immers onmiddellijk een aardig inzicht in zijn gevoelens. En stel dat hij de dame op wie hij zijn zinnen heeft gezet per brief kond zou willen doen van zijn verlangen de komende zondag met haar te wandelen. Schrijft hij dan: ‘Zou je het leuk vinden om aanstaande zondag met mij naar het bos te gaan, om te wandelen?’ Of is de kans op positieve respons groter wanneer hij kiest voor de zin: ‘Als ik aan je denk, droom ik er van komende zondag met je door een mistig bos te wandelen’? Wanneer de schrijver jong is, schrijft hij misschien toch liever: ‘Hé muts, how about een wandelingetje door het bos’?
De brievenhulpen geven geen uitsluitsel. Op de ware problemen bij het streven zo overtuigend mogelijk te schrijven, gaan zij niet in. Modellen voor liefdesbrieven geven zij al helemaal niet. Dat zou ook te gek voor woorden
| |
| |
zijn. Uit de geschiedenis van Cyrano de Bergerac hebben wij bovendien kunnen leren waar het lenen van de verliefde taal van een ander op kan uitlopen. Iedere briefschrijver moet daarom steeds zelf de retorische strategie uitdenken die hem eventueel zal helpen zijn zin te krijgen. Makkelijk is het niet. Maar de tragische held Cyrano heeft ons ook laten zien dat een grote schrijfvaardigheid zelfs het euvel van een afzichtelijke neus kan overwinnen voor degene die zich van de kracht van het woord bewust is.
| |
Verontschuldigingen
In de persoonlijke sfeer kunnen zich nog andere situaties voordoen waarin brieven geschreven moeten worden waarbij de schrijver niet op zijn geheel eigen wijze van de hak op de tak kan springen en waar hij dus moet zorgen voor een zeer doordacht taalgebruik en een overzichtelijke opbouw. Het gaat hier om situaties zoals bijvoorbeeld gelukwensen aan mensen die niet tot je dagelijkse kennissenkring behoren en, nog veel moeilijker, om rouwbeklag. Ook situaties die Het praktische brievenboek van de hema ‘netelig’ noemt vallen hieronder: brieven bij echtscheidingen, bij godsdienstige plechtigheden, het lenen van geld, en het aanbieden van excuses (onder goede bekenden). Hier geven de brievenhulpen wel modellen. Bij het laatstgenoemde onderwerp levert de hema zelfs een modelantwoord mee. Dit antwoord brengt een bezwaar aan het licht dat tegen veel voorbeeldbrieven kan worden ingebracht: ze maken een volstrekt onnatuurlijke en schoolse indruk. Deze onnatuurlijkheid ontstaat uit de discrepantie tussen formele bewoordingen (en op zichzelf al het feit dat dit probleem per brief wordt opgelost) en het gegeven dat het conflict zich onder goede bekenden heeft afgespeeld: ‘Ik vind het ook niet nodig dat u uw excuses in de kring van onze medebiljarters herhaalt. Ik zal zelf door een enkel woord laten blijken, dat onze verstoorde verhouding weer is rechtgetrokken.’ De lezer wil natuurlijk meteen weten wat de boze biljarter heeft gezegd. Minimaal is er toch zeker sprake geweest van een grove belediging. En uit de excuusbrief komen wij ook te weten welke dat was. ‘U had er beter aan gedaan vanavond de avondschool te bezoeken om uw rekenlessen over te doen’, heeft de biljarter gezegd. Een dergelijke zware belediging wordt doorgaans ter plekke met de vuist gewroken, waarna een verzoening volgt met veel bier.
| |
| |
| |
Beleefd aanbevelend
Behalve de schoolse schrijfstijl laat het geciteerde voorbeeld een ander opmerkelijk aspect van brievenhulpen zien: ze bevatten nogal eens modellen waarvan we mogen verwachten dat de situatie waarin ze gebruikt kunnen worden zich zelden zal voordoen. Geerling's briefsteller bijvoorbeeld geeft voorbeeldbrieven waarin bevallingen worden aangekondigd. Een jonge vader aan zijn schoonouders bijvoorbeeld. Dat is niet zo vreemd in een tijd waarin het bezit van een telefoon meer uitzondering dan regel was. Maar deze brievenhulp leert de lezers ook hoe zij over een bevalling moeten berichten ‘aan een dame van adel’:
Hoogwelgeboren Vrouwe,
Wegens de vriendelijke deelneming, welke Uw Hoogwelgeborene in alle voorvallen des levens aan onze familie hebt betoond, acht ik mij verplicht U onmiddellijk te melden, dat mijne echtgenote gelukkig bevallen is van een zoon. Moeder en kind bevinden zich naar omstandigheden vrij wel en de eerste beveelt zich beleefd in Uw voortdurende toegenegenheid aan.
Met de verzekering van mijn hoogachting heb ik de eer te zijn
Uw dienstw. dienaar,
N.N.
Gezien het succes van deze brievenhulp en in aanmerking genomen de zware formele eisen die kennelijk aan brieven aan adellijke personen gesteld dienden te worden, mag verwacht worden dat menige dame van hoge geboorte door de jaren heen bij verschillende gelegenheden steeds dezelfde, volstrekt identieke brief met een geboorteaankondiging ontving.
Hier stuiten wij dan op het grootste probleem dat dergelijke modellen met zich meebrengen. Wie ze vrijwel onveranderd overneemt, loopt het gevaar dat hij als onpersoonlijk aan de kaak wordt gesteld. Dit geldt in het bijzonder als de modelbrief specifieke bewoordingen bevat, of een vleierij. Neem de jager die een van zijn vrienden een konijn wil toezenden. In Geerling's brievenboek vindt hij geen model van een brief specifiek gericht op het verzenden van konijnen. Wel gelukkig een brief bij ‘toezending van een haas en een koppel patrijzen’. De jager vervangt deze dus spoorslags door ‘konijn’ en schrijft het model verder over. Daarbij stuit hij dan vanzelf op de zin: ‘Ik weet niet of dit konijn tijdens zijn leven in iets benijd is geworden; maar bij zijn dood wordt hij het door mij, nu hij in een huis komt, waarin ik mij zeiven terugwensch.’
| |
| |
Het is in dit geval dan te hopen dat de wildliefhebber niet kort daarna bijvoorbeeld een gans ontvangt die bij zijn dood eveneens door de goede gever benijd wordt. En wat moet de zangeres wel denken die van een bewonderaar enkele duetten krijgt toegezonden, waarbij ‘Uw lieve stem’ hem ‘nog steeds in de oren klinkt’, waarna ze om hem te bedanken Geerling's brievenboek ter hand neemt en bij het doorbladeren daarvan dezelfde brief tegenkomt die zij zojuist heeft gelezen. Het volgende duet zou wel eens vals door de kamer kunnen schetteren.
Geerling's brievenboek laat wat de modellen betreft zo min mogelijk en tegelijk zeer veel aan het toeval over. Voor vele gelegenheden zijn modelbrieven opgenomen, maar de keuze wekt af en toe enige verbazing. Hoevele van de door de jaren heen zeer vele lezers zaten te springen om een voorbeeld van een verzoekschrift om verlof te krijgen tot het dragen van een vreemde ridderorde? Dan ligt een uitnodiging om te gaan vissen meer voor de hand. Meer in ieder geval dan het bericht ‘van een tuinman aan zijn heer over door zwaren hagel aangerichte verwoesting’. (‘Er is geen aar op haar halm gebleven; alles werd door den hagelslag verpletterd.’)
Wie modellen gebruikt als indicaties hoe je een bepaald probleem moet aanpakken, kan er iets aan hebben. Maar dan zeer in het algemeen. En soms vormen modellen werkelijk de tegenpool van wat in een bepaalde situatie van een schrijver geëist wordt. Zo is het voor iedereen, bedreven in het schrijven of niet, vrijwel steeds een moeilijke taak om een brief met rouwbeklag te schrijven. Wie daarvoor een brievenhulp raadpleegt, komt ruimschoots aan zijn trekken. Natuurlijk, ook in de aan rouwbeklag gewijde afdeling zal hij brieven voor wel zeer specifieke gelegenheden aantreffen, zoals in Geerling's brievenboek een voorbeeld van rouwbeklag aan een vriend ‘wiens zoon omgekomen is bij zijn pogingen om een kind uit het water te redden’. Maar ook het gemiddelde sterfgeval wordt in deze oude brievenhulp ruimschoots door de modellen gedekt.
Voorafgaande aan de modellen van ‘brieven van deelneming, troost en rouwbeklag’ zijn enkele algemene voorschriften bij het schrijven van dergelijke brieven opgenomen. Uit die voorschriften leert de schrijver dat ‘warm gevoel de hoofdtoon’ moet zijn. Als hij vervolgens in de modellen bekijkt hoe dit warme gevoel een modelverwoording heeft gekregen, dan struikelt hij onmiddellijk over de oprechte en diepe gevoelens van smart, de onherstelbare verliezen, de droeve vriendschapsplichten, de innige medelijdens en de grote deelnemingen.
| |
| |
Anders gezegd: waar een geslaagde poging tot vertroosting minimaal een beeldende verwoording van een zeer persoonlijke visie op de overledene vereist, worden de lezers hier geijkte voorbeelden aangeboden, die velen van hen zeker nagevolgd zullen hebben. Want niets is nu eenmaal moeilijker dan het schrijven van een brief aan nabestaanden.
| |
De verwoording van modelbrieven
Ook in moderne brievenhulpen, zoals Het praktische brievenboek en De brievenhulp zien wij de modellen terug, veel minder divers en een beetje aangepast aan de huidige tijd, maar toch onmiskenbaar modellen:
Gisteren ontvingen wij de aankondiging van de geboorte van uw zoon Alexander. Wij wensen u van harte geluk en spreken de wens uit dat hij voorspoedig en in goede gezondheid zal opgroeien in de beste tradities van uw beider families.
Bij dit laatste zal de gemiddelde lezer die zijn geestelijke horizon door de hema laat uitbreiden, zich misschien nog wel eens op het hoofd krabben: wat waren die tradities ook alweer? Als hij verder door het boekje bladert, komt hij zinsneden tegen als: ‘interessante mensen schrijven interessante brieven’, waardoor de gemiddelde briefschrijver in spe zich ook niet onmiddellijk geholpen zal voelen, te meer niet waar hij enkele zinnen verder moet lezen: ‘Het is eigenlijk niet mogelijk de kunst van het brieven schrijven onder één hoedje te vangen’. Vandaar dat de modellen uitkomst zullen bieden. Deze geven soms de mogelijkheid tot aan- en invulling door de schrijver zelf:
Geachte heer Vermeulen,
(Beste Kees,)
Zoals u (je) weet probeer ik de verjaardagen van mijn medewerkers nooit te vergeten. Deze keer was ik echter niet in de gelegenheid u (je) persoonlijk de hand te drukken, om u (je)...
Van harte wens ik u (je) geluk met uw (je)..... verjaardag. En ik spreek de hoop uit dat u (je) een gezellige dag in de huiselijke kring zult doorbrengen. Wees zo goed mijn gelukwensen ook over te brengen aan uw (je) vrouw en kinderen.
| |
| |
‘Huiselijke kring’; kan het Nederlandser? Het meest opvallend aan dit model ‘Van werkgever aan werknemer’ is de logische fout die erin gemaakt wordt. De eerste was niet in staat zijn werknemer geluk te wensen, maar spreekt toch de wens uit dat deze een gezellige dag zal doorbrengen.
In de oude en moderne brievenhulpen is de verwoording van de modelbrieven dus een belangrijk probleem. Deze verwoording kan zeer specifiek zijn, zoals in het volgende model voor felicitatiebrieven bij eindexamens. De geadresseerde krijgt hier toegevoegd dat hij nu ‘volop de tijd’ heeft ‘om te gaan flierefluiten al kan ik me voorstellen dat je na alle drukte je een tijdje onwezenlijk zult voelen...’ Zou iemand het in zijn hoofd halen dit letterlijk over te schrijven?
De voorbeelden van volstrekt clichématige briefjes, gesteld in formeel en houterig proza vormen toch de absolute hoofdmoot. De persoonlijke brief in Het praktische brievenboek als pendant van de ouderwetse zakenbrief:
Geachte heer en mevrouw Van Straaten,
Het zal u niet onbekend zijn gebleven, dat onze dochter Jannie sinds geruime tijd verkering heeft met uw zoon Peter. Uit haar verhalen hebben wij ook opgemaakt, dat zij bij u thuis vaak hartelijk is ontvangen. Nu hun verkering zulke vaste vormen heeft aangenomen, dat de verloving van onze dochter Jannie met uw zoon aanstaande is, achten wij de tijd gekomen u beiden uit te nodigen voor een kennismakingsbezoek. Zoudt u ons willen berichten of a.s. dinsdagavond u schikt?
In afwachting van uw antwoord.
Met vriendelijke groeten,
H.G. Steenbrink
en C.J. Steenbrink-van Zuylen
Een vergelijking tussen Geerling's briefsteller en de beide andere genoemde boekjes maakt één ding wel bijzonder duidelijk: de tijd heeft de verschillen tussen de modelbrieven niet erg vergroot. Natuurlijk, schrijvers van dergelijk soort boekjes kijken goed naar elkaar en schrijven veel van elkaar over. Maar als wij rustig kunnen stellen dat omgangsvormen gedurende deze eeuw veel informeler zijn geworden, dan blijkt daar in de briefmodellen minder van dan
| |
| |
in de normale dagelijkse omgang. In de voorbeeldbrieven uit Van Eyks veelvuldig herdrukte boekje zijn mensen ‘heel’ dan wel ‘reuze verdrietig’ of ‘verslagen’ over een ‘verschrikkelijk verlies’. Ze realiseren zich de dood pas ‘als je iemand werkelijk niet meer kunt zien’, hoewel hij toch ‘zo'n lieve en zorgzame zoon’ is geweest, zij zullen de dode ‘vreselijk missen’ en wensen in ieder geval de nabestaanden ‘alle mogelijke moed en kracht’ dan wel ‘veel sterkte’ toe ‘om dit verlies te doorstaan’. De clientèle van de hema zal nog formeler zijn in z'n rouwbetuigingen. Zij betuigen, nadat zij ‘diep geschokt’ zijn geraakt of in de krant ‘het treurige bericht’ hebben gelezen, ‘oprechte gevoelens van deelneming’ (stel je voor dat iemand eens een onoprecht gevoel zou uiten). Ook zijn zij er zich van bewust dat zij de ‘leegte die Tineke nu in jullie huis achterlaat’ niet ‘met woorden en goede wensen’ kunnen vullen. Zoveel anders is dit allemaal niet dan de ‘diepe smart’, het ‘zwaar verlies’ en het ‘innig medelijden’ dat uit de brieven in Geerling's briefsteller naar buiten komt. In dit boek treffen wij een brief aan van een moeder aan haar dochter die haar enig kind verloren heeft. ‘Zoo is dan Hansje, je eenige lieveling, jouw schat en ook de onze, het offer geworden van die vreeselijke ziekte, die in je omgeving heerscht!’ schrijft de moeder. En zij vervolgt met de zin: ‘O, mijn lieve kind, als ik bedenk, hoe je lijdt om dat zware verlies van je eenige lieveling, die je alles was! Wat een leegte om je heen en hoe dikwijls nog zal je verdrietig worden bij het zien van honderden kleinigheden, die je aan je schat doen
denken!’
Zo gaat de brief verder. Wat hij vooral toont is de uiteindelijke onmogelijkheid van modellen als het gaat om persoonlijke uitingen, van welke aard dan ook. Welke moeder zou het in haar hoofd halen een dergelijk model over te schrijven? Wit in gevallen waar formeler gereageerd kan worden, teruggrijpt op modellen, moet beseffen dat zijn brief zal lijken op vele andere. De toenemende individualisering van de maatschappij heeft inmiddels geleid tot de behoefte zakelijke correspondentie een persoonlijker tint te geven. Nog even en wij kunnen er niet meer omheen: dan moeten ook onze persoonlijke brieven persoonlijk worden.
| |
Iets meegeven voor het leven
Niet alleen onder briefschrijvers blijkt behoefte te bestaan aan modellen. Ook ambtenaren van de burgerlijke stand maken gebruik van voorbeelden voor hun toespraken tot bruidsparen. Een bundel met huwelijkstoespraken die ambtenaren van de burgerlijke stand uit de gemeentes Gaasterland en Balk in
| |
| |
1972 voor het eerst lieten verschijnen, bevat bijvoorbeeld het volgende voorbeeld, dat met veel andere kan worden uitgebreid. ‘Behoedt de liefde die u jegens elkaar voelt als een teder kasplantje zodat het uit zal mogen groeien tot een sterke boom die alle stormen des levens zal kunnen doorstaan en die niet onder de last der problemen en zorgen van het dagelijks leven zal doorbuigen.’ Het zal je maar gezegd worden. En de samenstellers van de bundel zijn zich terdege van dat feit bewust. ‘Collega's,’ schrijven zij in de inleiding tot de vierde, geheel vernieuwde editie van het werk uit 1981, ‘het bruidspaar dat bij u komt om één van de belangrijkste stappen in het leven te ondernemen heeft er recht op dat u ze iets meegeeft voor het leven.’ Zo wordt er in kringen van ambtenaren kennelijk over gedacht. De samenstellers denken dat een goede huwelijkstoespraak het begin van een goed huwelijksleven ‘kan’ zijn, op voorwaarde dat de jonge echtelieden bij het aanhoren ervan niet zo zenuwachtig zijn dat ze de volgende dag alles zijn vergeten. De praktijk evenwel wijst uit, dit alles nog steeds volgens het voorwoord, dat belangrijke en vooral persoonlijke passages toch wel in de herinnering blijven hangen. Belangrijke en persoonlijke passages. De samenstellers vragen de gebruikers de bundel slechts als een handreiking te zien, die hun ideeën voor eigen werk oplevert. Die ideeën staan vooral in een hoofdstukje onder de titel ‘Waar kunnen wij stof uit putten voor een huwelijkstoespraak’? Deze vraag zou in algemene zin beantwoord kunnen worden door manieren aan de hand te doen om aan het noodzakelijke inhoudelijke materiaal te komen. Bevraging van de echtelieden in spe bijvoorbeeld. Of het aansluiten bij een gebeurtenis die veel beroering heeft veroorzaakt of voor vertedering heeft gezorgd bij velen. Er zijn manieren genoeg om aan
concretiseringen te komen die abstracties kunnen verhelderen als trouw, saamhorigheidsgevoel of andere begrippen waaraan mensen denken in relatie tot het huwelijk. De mogelijkheden voor stofvinding zijn in principe onuitputtelijk. In het licht daarvan is het opmerkelijk dat de samenstellers wijzen op de mogelijkheid spreuken en gedichten te citeren. Ook geven zij de horoscoop, het weer en voor- en geslachtsnamen aan als gebieden voor stofvinding, evenals beroepen en hobby's. Bij deze laatste categorie offreren zij een hoeveelheid standaardaanknopingspunten. Zo zou de ambtenaar er bij een sportleraar op kunnen wijzen dat er in het huwelijk een samenspel moet zijn. Egoïstisch spel wordt afgestraft. In sport en huwelijk dient teamwork bedreven te worden; de echtelieden moeten weten wat zij aan elkaar hebben en elkaar blindelings kunnen vinden. Een gezinsverzorgster, die altijd werkt in gezinnen waar moeilijkheden zijn, doet in die werkkring een schat aan ervaring op ‘om het eigen huwelijk goed op te bouwen’.
| |
| |
De bakker mott ook voor het huwelijksleven de juiste ingrediënten weten te vinden ‘en mag ze niet al te bruin bakken’. Waarschijnlijk zijn het schalkse opmerkingen als deze laatste die velen aanzetten tot het verzoek aan de ambtenaar toch vooral af te zien van een toespraak. Daaraan geeft deze lang niet altijd gevolg. En zo is het dus maar beter dat hij niet weet dat je scheidsrechter bent, want dan zou je wel eens te horen kunnen krijgen dat je niet op iedere slak zout mag leggen en het huwelijksleven ‘doodfluiten’. Bovendien loop je dan de kans van je eigen vrouw een gele kaart te krijgen, hoewel beiden ervoor moeten zorgen dat er geen rode kaart aan te pas komt.
Met behulp van een verzameling spreuken (eventueel zelf aan te vullen met behulp van de zakagenda) kan de ambtenaar de voorspelbaarheid van zijn toespraken nog vergroten, hoewel de samenstellers hier anders over zullen denken.
Het opmerkelijkst zijn de vierentwintig geheel uitgewerkte speeches die het boekje bevat. Deze zijn stuk voor stuk volgestouwd met opbouwend bedoelde uitspraken waarvoor de gemiddelde professionele zielenherder geschrokken zou terugdeinzen. Onbeschaamd en door de clichématigheid onbeschaafd ploegen de ambtenaren door hun toespraken. Door het ongebreidelde moralisme situeren zij ieder huwelijk onmiddellijk in het voorportaal van de hel. Of bestaan er bruidsparen die met genoegen luisteren naar een passage waarin de ambtenaar meldt dat de eerste tijd van het huwelijk ‘het jong geluk van de echtelijke liefde u beider harten in beslag’ zal nemen. De nieuwe situatie waarin beiden dan verkeren ‘zal dan nog een hinderpaal kunnen zijn voor het duiveltje der tweedracht’. Welke in het huwelijk verzuurde zedenprediker heeft dit geschreven? ‘Schrikbarend zijn soms de cijfers van het aantal huwelijken dat blijkt te zijn gestrand,’ meent een andere doemdenker in zijn feestelijke toespraak te moeten opmerken en hij vervolgt met de constatering dat hij dit persoonlijk verontrustend vindt, ‘hoewel het naar mijn mening moeilijk is als buitenstaander een oordeel te vormen over hoe en waarom het in vele gevallen misloopt.’ Zo gaat het verder, ongetwijfeld goed bedoeld, maar altijd met een brutaliteit die mensen met meer smaak en vooral terughoudendheid naar adem doet snakken.
In alle afgedrukte toespraken komt de zedenprekerij in de een of andere vorm terug. Wanneer iedere toespraak op zichzelf als een model kan dienen voor een toespraak bij een bepaald bruidspaar, dan is er ook nog sprake van een onderliggend gezamenlijk model. Dat model bevat de teneur van dergelijke verhalen. Ze moeten een opbouwend en waarschuwend tintje hebben en de ernst van het ogenblik, dat wil zeggen de ernst van de huwelijkssluiting
| |
| |
staat voorop. In een van de voorbeeldtoespraken probeert een ambtenaar iets verhelderends te zeggen over de liefde. ‘Liefde,’ zegt hij, ‘is iets totaals. Het grijpt je aan. Je ligt er wakker van of je droomt er van. Liefde is een zeer ingrijpend gebeuren in je leven. Het zet alles op zijn kop.’ Woorden zoals ‘houden van’, ‘lieftiebben’ en ‘beminnen’, waarmee wij gevoelens van verliefdheid en liefde onder woorden brengen, ‘zijn grondeloze woorden. Het zijn gebrekkige woorden. Je hebt niets beters bij de hand om te zeggen wat er in je omgaat.’
Waarom betogen mensen zo graag met veel omhaal van woorden dat zij niets te melden hebben? Het antwoord ligt voor de hand: omdat ze geacht worden een toespraak te houden. Beter kunnen zwijgen maar toch moeten spreken: ziehier de reden waarom mensen naar modellen grijpen. Daarbij wordt niet afgeweken van de bloedernstige onderliggende modellen. Daardoor is er maar weinig kans dat een ambtenaar op jolige toon tegen de hierboven genoemde scheidsrechter roept: ‘En als je vrouw je ooit tussen de doelpalen van een ander betrapt, dan ga je er meteen uit.’ Moralisme gecombineerd met ironie levert in ieder geval vrolijkheid op. Maar vrolijkheid schijnt slecht te rijmen met het op plechtige toon gegeven ‘ja-woord’.
| |
Een pleidooi voor precisie
De voorbeelden van clichématige modellen laten eigenlijk maar één conclusie toe: door modellen na te volgen leren mensen niet schrijven en als ze die modellen toch volgen dan produceren zij voorspelbare brieven en toespraken in een ouderwetse schrijftaal die in veel gevallen onverbiddelijk leidt tot afwijzing van de verzonden of ten gehore gebrachte tekst. Exit dus voor de modellen.
Maar zo eenvoudig ligt dat uiteindelijk niet. Want de niet schrijfvaardige moeder die toch een goede indruk wil maken op de onderwijzeres van haar kind, heeft wel degelijk baat bij een model. Navolgen daarvan is immers altijd nog beter dan een briefje vol stijl- en taalfouten. En je zult maar een ambtenaar zijn die een toespraak moet houden. Terwijl je niet weet hoe dat moet. Kortom: je zult toevallig niet behoren tot die kleine minderheid van de Nederlandse bevolking die zich in toespraken en andere geschreven teksten gevarieerd, naar keuze formeel of informeel, lichtvoetig of diepzinnig kan uitdrukken.
Opstellers van schrijfhulpen en dergelijke, die hun lezers kant en klare modellen bieden, voorzien dus duidelijk in een behoefte. Dat is niet een be- | |
| |
hoefte van vandaag: de zoveelste druk van Geerling's briefsteller laat zien dat mensen ook vroeger met de handen in het haar zaten. Op zichzelf is dat ook niet verwonderlijk. De geschiedenis laat zien dat voor onderwijs in de Nederlandse taal, en in het bijzonder in de taalvaardigheid, relatief weinig tijd werd uitgetrokken, zeker in het vervolgonderwijs na de lagere school. Tegenwoordig is het nog niet veel beter. Goed schrijven leer je niet vanzelf. Je zult het dus veel moeten doen. Wie er zich niet in oefent, mag daarom ook niet op aansprekende resultaten rekenen. Dus: gezien de werkelijkheid, vroeger en nu, doen de schrijfhulpen, afhankelijk natuurlijk van hun eigen kwaliteit, goed werk. Bovendien geven Van Eijk, maar ook het brievenboek van de hema, ook nog een aantal aanwijzingen die schrijvers in spe zouden kunnen gebruiken om los te komen van de modellen en zelf vindingrijk aan de slag te gaan.
Maar de modellen prevaleren. De kennelijke behoefte daaraan kunnen wij uiteindelijk toch niet alleen vanuit een pragmatisch standpunt bezien. Als alles aan de mens wordt voorgekauwd, verliest hij het vermogen zelf oplossingen te bedenken voor problemen. Veel problemen moeten met behulp van de taal worden opgelost. Wie die taal niet goed genoeg beheerst, zal zich dus steeds voor onoplosbare problemen gesteld zien. Het gevolg daarvan zal een toename zijn van de eenvormigheid juist op het niveau waar de mens de in het dagelijkse leven adequate slordigheid van de omgangstaal moet vervangen voor een grotere precisie. Alleen precisie in de uitdrukking brengt het denken verder.
|
|