toevoegingen bij gesprekken op door hun clichématigheid, waardoor vaak een lachwekkend effect ontstaat.
We gaan weer even naar Arendsoog in de knel, een rijke bron op dit gebied.
‘Warton slikte moeilijk’ (vanwege de schrik);
‘Arendsoogs mond viel open van verbazing’ (wel eens in werkelijkheid gezien?);
‘Ziezo,’ zei Warton, terwijl hij handenwrijvend binnenkwam. Wie heeft er wel eens ‘goedkeurend gemompel’ gehoord en wie ‘erbarmelijk zuchten’?
Verder wordt te pas en te onpas de toon vermeld waarop een en ander gezegd wordt. Zo horen wij in plaats van ‘zei hij’: ‘bitste hij’, ‘snoefde hij’, ‘prees hij’, ‘vroeg hij triomfantelijk’ en vooral ‘bromde hij’. Er wordt wat afgebromd in Arendsoog. Onder ‘brommen’ moeten we dan een soort mompelen verstaan, binnensmonds sprekend. Brommers zijn geen vrolijke types, al hebben ze vaak wel een goed hart. Er wordt niet alleen gewoon, maar ook ‘ongeduldig’ gebromd. Dit alles om de lezers maar zo min mogelijk te raden te laten over de stemming waarin de sprekers verkeren.
Nog één staaltje van echte cowboytaal:
‘Ik zie al aan je gezicht,’ zei de sheriff, ‘dat jij je mannetje ook te pakken hebt gekregen. Had je een harde dobber?’
En de held. Arendsoog zelf, antwoordt dan:
‘Nogal. We hebben er een stevig robbertje voor moeten vechten.’
Is dat niet echte taal voor jongens?
Ik zou wel eens willen weten waar je dat soort jongens buiten jongensboeken tegenkomt.