Hij liep naar de telefoon, zonder het plan iemand te bellen. Elders in de stad sloeg een kerkklok vier uur. Hij had zich door Helen laten weerhouden van actie, toen zij tweeëneenhalf uur geleden bij hem was gearriveerd. Maar toen waren ze (drenkelingen op een zee, in een veilig en beschut vlot, had hij geroepen) onmiddellijk naar bed gegaan, alsof alleen op die plaats de gebeurtenissen die hij moest vertellen, een draaglijke vorm konden krijgen. Bij het toen bijna halsoverkop bereiken van een orgasme had het geleken of hij huilde, of hij pas binnen deze intimiteit in staat was verdriet te beleven, dat daardoor even geen pijn deed, omdat zij het volledig met hem leek te delen.
Hij voelde de verwarring terugkeren en liep weer door het donker in de richting van zijn bed.
Helen was inmiddels wakker.
‘Wat was je aan het doen?’ vroeg ze slaperig.
‘Ik dacht erover wie ik allemaal zal bellen.’
‘Hoe laat is het?’
‘Een uur of vier.’
‘Doe het maar morgenochtend.’
Zij stak haar armen naar hem uit, trok hem weer binnen de bescherming die hij in andere gevallen zelf te vergeven had. Nu was alles anders. En toch begreep hij zelfs op dit moment dat die verandering niet lang kon duren, dat hij waarschijnlijk al bij daglicht zich zonder al te veel krachtsinspanning hernam.
‘Je kunt beter nog even gaan slapen,’ zei Helen.
Hij drukte zijn neus tegen haar wang. Hij wilde niets meer zeggen. Even meende hij voetstappen te horen in de gang. Een moment later was het geluid verdwenen.
Hij haalde diep adem en overtuigde zich ervan dat buiten hun beider ademhaling de stilte bijna absoluut was.