plaatst. Bij het persklaar maken van de kopij had een redacteur alle volgens hem overbodige komma's uit het stuk geschrapt. Daarna had de zetterij een d vervangen door een t, die er bij correctie in was blijven zitten.
‘De redacteur is hier aanwezig,’ sprak een der directieleden van de feestende firma. ‘Zal ik hem even aan u voorstellen?’
‘Dat is goed,’ sprak de schrijfster met ver dragende stem, ‘want dan zal ik hem vermoorden. Zoals hij mijn werk heeft vermoord.’
Het betreffende verhaaltje was aardig. Het was ook wel interessant iets te publiceren van een schrijfster die al jaren was vergeten en plotseling weer in het licht geschoven werd.
De redacteur was zich nog niet bewust van de moordlust die het taalgebruik van de schrijfster een pinnige geladenheid had verschaft.
‘Dood wil ik hem,’ verklaarde zij, en daarna liet zij zich meetronen in de richting van de man die zij als geen ander haatte.
Terwijl zij zich door de menigte drong, kreeg zij opeens een andere schrijfster in het oog, die jonger en beroemder was dan zij en die zij zeer bewonderde. Zo kwam het dat zij de niets vermoedende redacteur passeerde onder het uitroepen van de woorden: ‘Nee, u wil ik niet zien!’
Even later kwam zij echter toch.
‘U hebt mij iets verschrikkelijks aangedaan,’ sprak zij. ‘Middagen lang heb ik mij teruggetrokken in de Bibliothèque Nationale. Omdat het er stil is.