Bloedmadonna
(1998)–Rudolf Geel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
buurvrouw bij de pastorie op een moment waarop het Rog niet uitkwam. Aan het begin van de middag had hij zijn kamer uitgemest en een aantal religiosa naar de prullenbak verwezen. Weer later, toen hij zich dat realiseerde, had hij zich geschaamd, een volwassen priester die met een hamertje beeldjes in elkaar sloeg, niet al te lawaaiig, zelfs voorzichtig. De gruzelementen bij elkaar geveegd; niets van opluchting, noch de leegte die hij vreesde. Hij bezat ook een verzameling bidprentjes, waaronder een aantal oude. Maar hij zou niet meer toekomen aan bidden. Dat was het minste dat God hem moest toestaan. Lijdelijk verzet gevoegd bij rouw. Steeds vaker moest hij aan het meisje denken, haar naakte lichaam onder de koude lichtstralen. De gedachte deed hem zoveel pijn dat hij er niet bij kon blijven stilzitten. En toch dwong hij zich de beelden uit te denken tot het laatst. Alsof hij de duivels daarmee kon uitdrijven. Maar ze kwamen terug, in een steeds groter aantal. Wat was er met hem aan de hand, waarom kon hij dit niet professioneel behandelen, met inbegrip van de ontsteltenis die zich van allen had meester gemaakt, dus ook van hem? Wat had hij toch voor opvattingen over de wereld? Alsof er iets ongeschondens kon bestaan. En opnieuw probeerde hij zich de allerlaatste gedachten voor te stellen van Agnes. Zij was in paniek geraakt, zonder dat zij iets kon ondernemen. Haar adem kwam moeizamer door, daarna al snel niet meer. Even nog leefde zij. Wat zag zij tijdens haar laatste ogenblikken? De Sjanzibar, waar zij vandaan kwam? Het beeld van een heimelijke geliefde. Haar moeder die haar wenkte, in de hemel. Rog spoog in de prullenbak. Later schaamde hij zich over die uiting. Hij verloor zijn verstand; dit groeide hem niet alleen boven het hoofd, het tilde hem op, gooide zijn geest open, verspreidde zijn gedachten in de lucht waarnaar hij hapte. Hij kreeg een benauwd gevoel op zijn borst. Hij ging in zijn gemakkelijke stoel zitten, liet zich onderuitzakken, sloot zijn ogen, huilde. Op dat moment belden de kwezels bij hem aan, in andere omstandigheden zijn trouwste vriendinnen. |
|