schouder. Juist op dat moment kwam Wolffers binnen. Zij was de drijvende kracht achter de rubriek Geestelijk Leven. Wolffers, dat wist iedereen, hield streng toezicht op journalisten die redactrices onder werktijd in de schouders knepen. Van dat soort opleiding was zij niet gediend.
‘Wees sterk,’ zei Smeets, terwijl hij ging staan. ‘Je komt er bovenop. Ik ben overtuigd van je doorzettingsvermogen. Neem een voorbeeld aan Ilonka hier. De faam van onze krant als verdediger van de belangen van vrouwen, hebben wij voor een groot deel aan haar te danken.’
‘Precies,’ zei Wolffers. ‘En dus niet aan jou.’
Terwijl Hanna haar bureau opruimde, kwam Wolffers naar haar toe en nodigde haar uit mee te gaan eten. Tot nu toe waren zij langs elkaar heen gelopen; niet met opzet. Wolffers nam haar mee naar een achteraf gelegen restaurant in de binnenstad. Pas toen zij tegenover haar was gaan zitten, zag Hanna dat haar collega zich had opgemaakt. Op de krant was het een uitzonderlijk verschijnsel dat collega's met elkaar gingen eten. Dit was meer dan eten, dat voelde Hanna. Ongebreideld leefde haar oudere collega zich uit in verhalen over medewerkers van de krant. Pas halverwege de maaltijd wilde zij van Hanna weten wat haar in de kamer van de chef verslaggeving had gebracht.
‘Vragen of ik reportages mag maken.’
‘Je neemt me toch niet kwalijk dat ik binnenkwam? Maar dat vettige handje van die man. Daar heb ik zo langzamerhand een zesde zintuig voor gekregen.’ Onmiddellijk na die woorden begon ze te lachen; haar gezicht kreeg iets kinderlijks, Hanna zou het zelfs lief durven noemen.
‘Vind je het eten wel lekker?’
Hanna prikte een stronkje bloemkool aan haar vork en hield het omhoog. Zij knikte.
‘Kun jij dan begrijpen,’ vroeg Wolffers, ‘waarom niemand ooit een ster zal toekennen aan een vegetarisch restaurant?’
Hanna schudde haar hoofd; het kon haar niet schelen.
‘Omdat de toekenners van sterren mannen zijn,’ beantwoordde Wolffers haar eigen vraag. ‘En mannen hebben geen smaak.