Het ging niet alleen om dat recht. Er kwam nog iets anders bij.
‘Boer’ klonk zo onaangenaam, evenals bij voorbeeld ‘werkster’ en ‘slagersjongen’, die het respectievelijk tot ‘zuiveringsdeskundige’ en ‘account executive’ brachten.
De boer, inmiddels, ploegde voort. ‘Stomme agrariër,’ begonnen mensen gekscherend tegen elkaar te zeggen. Want hoe je het ook draait of keert: ze bleven de boer met een scheef oog aankijken.
En toen brak de tijd aan dat de boer opeens in achting steeg bij de spraakmakende gemeente. De bedreiging van het leefmilieu door het gebruik van allerlei soorten giftige chemicaliën, deed de behoefte ontstaan aan natuurprodukten, dat wil zeggen onbespoten groente en melk van koeien die geweid werden op gras waarmee de akzo geen bemoeienis had. Zo wilde men terugkeren tot de boer die het contact met de natuur had behouden.
Er waren zelfs intellectuelen die van mening waren dat de moderne boer te ver was afgeraakt van de manier van land bewerken van zijn voorvaderen. Zij richtten zelf boerenbedrijfjes op, om het oude handwerk in ere te herstellen.
Toen men ‘boer’ denigrerend vond klinken, veranderde hij in een ‘agrariër’. En toen de boer steeg op de beroepenhitparade, en men uitgekeken raakte op die onechte en gezochte eufemismen, werd de agrariër weer wat hij altijd was gebleven: een boer.
Hoeven we elkaar dus nu niet meer ‘stomme agrariër’ te noemen en kunnen we terugkeren tot het zo vertrouwde ‘stomme boer’? We hadden net uitgemaakt dat de boer niet stom is. Ook nooit geweest is trouwens. Sommigen van ons dachten dat alleen maar. Dus van nu af aan is het uit met dat gescheld.
Alleen: hoe schaf je het af. Want ‘stomme boer’ is wel een bijzonder sterk ingeburgerd scheldwoord, evenals de benaming ‘boerelul’.
We kunnen hoogstens verwachten dat deze kwalificaties zullen uitsterven, als door de jaren heen de boer hoog in aanzien blijft staan en de herinnering verloren zal gaan aan alles waarvoor men hem in vroeger tijden heeft uitgemaakt. Zo horen we de ironische verbinding van het eufemisme ‘agrariër’ met het Latijnse penis al bijna niet meer. Dat was een vorm van taalspel die opgeld deed in de tijd waarin het te pas en te onpas bedenken van sjiekere benamingen voor gewone beroepen op z'n hoogtepunt was. Op het moment dat zo'n mode afneemt, is ook het ironiseren daarvan niet meer grappig.