de tijd van spelen voorbij, ondanks de tocht naar zijn verstoffelijkte fata morgana.
- Jij blijft altijd dezelfde Henri, zei Gossep. Je bent nooit veranderd.
- De geheime dienst van Atlantis, zei Asquit.
Paul kwam naar hen toegeslenterd.
- Hou haar bezig, beval Asquit. En aangenaam!
Hij begon over het dek te lopen, overal zoekend naar geheime luiken of verloren sleutels.
De onderzeeër, dit stuk speelgoed waarop Henri Asquit zijn zinnen had gezet, leek massief. Geen geluiden kwamen uit zijn binnenste. Jonas hield zich schuil. Zou Asquit zelf die eerste duikbootkapitein willen zijn, in het heden, om Gods oordeel een eindje tegemoet te komen en zichzelf te redden van de ondergang in het alledaagse? Wilde hij zelf nieuwe normen stellen? Hij was toch geen kunstwerk.
Hij wrikte aan de reling. Geen beweging.
- Asquit, zei Paul. Dit is rijksgeld.
- Ha, zei Asquit. Stel je voor, de arme lui, belasting voor zo'n kreng. Allejezus. Eén dieptebom, weg!
- Ik zou zo'n ding niet willen hebben Henri, zei Gossep.
- Maar ik, zei Asquit met een verbeten trek op zijn gezicht. Ik wilde hem hebben.
- Ga mee naar de heuvel! riep Gossep.
- Verrek met je heuvel! schreeuwde Asquit. Hoer!
Hij draaide zich om en kwam voor Paul staan.
- Gedrocht, zei Asquit. Leeghoofd, tuinkabouter.
Hij stampte op de grond. Daarna begon hij te schreeuwen. Het schuim stond zo ongeveer op zijn lippen, zijn ogen waren wild, het zweet droop langs zijn wangen. Maar hij was niet angstaanjagend.
- Ik wist dat hij zou komen! schreeuwde Asquit. En hij kwam. Zo krijgen je gedachten macht! Hij zinkt! En jullie verzuipen!