[Woord vooraf bij tweede druk]
Deze tweede druk van Gesprek op den Drachenfels in de reeks Utrechtse Publikaties voor Algemene Literatuurwetenschap is vrijwel gelijk aan de eerste. Paragraaf tien van de inleiding werd herschreven naar aanleiding van het artikel van J. de Rooy ‘Het “Gesprek” besproken’ (De Nieuwe Taalgids LIX, 6, pp. 384-390), in het bijzonder met betrekking tot hetgeen wordt betoogd op de laatste bladzijde aldaar. Ik hoop thans duidelijk te hebben gesteld, dat het, naar mijn mening, Geel niet in de eerste plaats te doen was om een veroordeling van bepaalde verschijnselen der romantiek, zoals de critici van zijn tijd en eeuw meenden, noch om de afwijzing van scherpe grenzen tussen klassieke en romantische literatuur, maar om de overtuiging dat de letterkunde van de negentiende eeuw tot bloei zou kunnen komen door de ontwikkeling van het bewustzijn omtrent de mens en de wereld dankzij onderzoek, begripsverheldering en kennis.
Voorts bevat deze tweede druk het gedeelte uit een redevoering - zowel de oorspronkelijke latijnse tekst, opgespoord door J. Kamerbeek jr, als de vertaling in het nederlands door L. Ph. Rank - waarin Wilhelm Esser, hoogleraar te Münster, de karakters van zijn collega's, die model hebben gestaan voor Diocles en Charinus, vergelijkenderwijs heeft beschreven. Voor nadere gegevens omtrent deze tekst verwijs ik naar het artikel ‘Diocles en Charinus, een vergelijkende karakteristiek van hun prototypen in 1852’ (De Nieuwe Taalgids, LVIII, 5, pp. 305-313).
Tenslotte werden Geels ontleningen aan Schillers Wilhelm Tell, door G. Kuipers aan het licht gebracht (De Nieuwe Taalgids LVII, 1, p. 64), bij de desbetreffende passage op p. 27 in voetnoot 9 vermeld.
1968
B.C.