Het zinrijk(1971)–Chr.J. van Geel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] Wilhelmina bij haar laatste koningschap Rust zacht. De uitvaart van de witte wijfjesbeer, de witte pad van het verzet, mis ik. Zij gaat de tombe in, de poolnacht van een beer en baart in ingesneeuwde winterslaap, zonder ontwaken, bij vijftig, zestig graad min nul, geen knotklein broed. Zij zoogt niet meer, zij zwijgt, zij slaapt als beren slapen, dieper, adem ontberend, vorst bedekt de groef. O koningin en oudste god, sneeuwhoen en -beer, slaap voort verknocht aan klok en knook, de poolster waakt over de grote beer, voor u ontdooit de melkweg. Uw jongen zullen niet te tellen zijn, uw geest blaast slapend geest van het verzet in jonger geest. Rust zacht, straks woon ik op het water dat bevriest, een schots drijft smeltend langs met uw in bont gehulde krentkleingeoogde majesteit puntgaaf er op. Het zal dan nacht zijn, nacht - want wie de oorlog kent leeft met de oorlog voort, de honger toen is nu - en iedere beer een pad en iedere pad bevriest. Vorstin en oudste God, bevroren Koningin. (op acht december 1962 in een stad elders) Vorige Volgende