Er bestaat een boekje van G.H. 's-Gravesande: Letterkundige prijzen in Nederland - daarin zal je alles over de Mar. Philipsprijs kunnen lezen. Een boekje, overigens, om te onthouden - voor het geval we ons weer es willen laten bekronen. [Van Geel en Endt hadden het jaar daarvoor tevergeefs moeite gedaan om met een inzending van gedichten van Van Geel naar de Jan Campert-prijs te dingen.]
Een boekje van Gans (Nonchalante Notities?) noemt ook Nescio, als een directeur Bombay-Company, die weigert Indonesië te zeggen. Ik zag het vluchtig, schreef ik je er al over? Heel zakkig van de progressieve Gans, wiens individualisten-woede niet belet alle Indonesië-zeggers boven een Indië-zegger-uit-ouwerwetsigheid (van dàt formaat) te verkiezen, blijkbaar. Nescio was nog wel op hem gesteld omdat Gans gezegd zou hebben toen de leraar op de H.B.S. hem vroeg wat hij worden zou: Uitvreter, meneer!
Ik belde N. er nog even over op op de valreep van mijn verblijf in A'dam: Hij wist er niets van, zou 't es inzien in de boekhandel - doen of je boeken koopt - zei, altijd tegen àlles geweest te zijn - tegen Indië-zeggers, tegen Indonesië-zeggers, tegen ganzen.’
En op 30 augustus 1954: ‘Nescio zendt mij met gelijke post erepromotie Dirk Coster - promotor Donkersloot. “De heren” waar E.d.P. [E. du Perron] op had kunnen promoveren, hebben wèl succes.’
Nescio stierf in 1961. Van Geels tweede bundel, Uit de hoge boom geschreven, die in 1967 verscheen, werd aan zijn nagedachtenis opgedragen, wat inhoudt dat Van Geel hem na zijn grootouders, en voor Du Perron, aan wier nagedachtenissen respectievelijk zijn eerste en zijn derde bundel zijn opgedragen, het hoogst schatte.
Mìjn herinneringen aan hem bestaan alleen uit de kleren die Van Geel van hem erfde. Enkele veel te grote pakken van ouderwets degelijke snit - waarvan een broek later aan een jonge schilder en verwoed Nescio-fan werd afgestaan, die er een kachelpijp-broek voor zichzelf