Den geestelycke jacht
(1722)–Johanna de Gavre– AuteursrechtvrijStemme: Noyt en wasser soeteren nacht.1. SLaep ick oft waeck ick grooten Heer
Ick voel in my den vonck der Liefde,
Die my doet branden meer en meer,
U soet behagen, doet m'u naer-jagen
Oft ick cost treffen 't wit van uwe Min,
De soete trecksels, van u verwecksels
Hebben gestolen heel mijn hert en sin.
| |
[pagina 85]
| |
2. Gevonden wel die in u woont,
Daer Zielen al in vreughde swemmen
En elcken uytganck wordt beloont,
Wel magh hy singen, wie kan my dwingen
Wie magh my trecken van mijn hooghste goet,
Dat uyt-gelesen, en schoonste wesen
Wiens gedenck alleen my quelen doet.
3. Hoe overgroot is mijn geluck
Als ick geniet dat soet bevinden,
En smaeck den Goddelijcken tuck
Alles moet wijcken, heel Coninckrijcken
Voor het geluck van eenen oogenblick,
Want desen inkeer dient tot rechte leer
Wat min dan gy sijt, is van leegen schick.
|
|